Les 5: Horen (1)

ZINTUIGEN
Les 5 

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
HoogbegaafdheidBiologieBasisschoolGroep 4-8

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

ZINTUIGEN
Les 5 

Slide 1 - Tekstslide

Je kijkt normaal met twee ogen: je ziet stereo. Toch zie je maar één beeld, doordat je hersenen van de informatie uit twee ogen één beeld maken. Bij de meeste mensen is één van beide ogen dominant. Dit betekent dat je hersenen de meeste informatie van één oog gebruiken, van het dominante oog.
Antwoord 

Slide 2 - Tekstslide

Als je bij dit proefje door je vingers naar het plaatje kijkt, dan verschuift het plaatje als je eerst met je rechteroog en daarna met je linkeroog kijkt. Als je het beeld van je rechteroog en het beeld van je linkeroog vergelijk met het beeld van beide ogen, dan kun je erachter komen welk oog van jou dominant is.

Slide 3 - Tekstslide

Als bij je rechteroog het beeld niet verspringt, dan is je rechteroog dominant. Als bij je linkeroog het beeld niet verspringt, dan is je linkeroog dominant. Bij de meeste mensen is het rechteroog dominant. Bij sommige mensen is geen van beide ogen dominant, in dat geval verspringt het beeld een beetje bij beide ogen.

Slide 4 - Tekstslide

les 5 & 6: 
horen
Zintuigen

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik weet hoe mijn oor werkt
  • Ik kan vragen bedenken
  • Ik weet wat open en gesloten vragen zijn
  • Ik kan vragen sorteren
  • Ik kan informatie zoeken
  • Ik kan mijn informatie presenteren aan de klas

Slide 6 - Tekstslide

Kies een vraag uit de vragen-pot van alle lessen. Wie weet het antwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Bespreek met je groepje waar deze les over zou kunnen gaan. 

Slide 9 - Tekstslide

  1. Bedenk zoveel mogelijk vragen
  2. Stop niet om de vragen te bespreken, beoordelen of beantwoorden
  3. Schrijf elke vraag precies op zoals hij werd gesteld
  4. Verander uitspraken in vragen
timer
20:00
vragen

Slide 10 - Tekstslide

Gesloten vragen kunnen met "ja", "nee" of met één woord kunnen beantwoord.
Open vragen vereisen een toelichting.
Open en gesloten vragen

Slide 11 - Tekstslide

Bedenk voor- en nadelen van gesloten vragen.
Zet er een + of - bij.

Slide 12 - Woordweb

Bedenk voor- en nadelen van open vragen.
Zet er een + of - bij.

Slide 13 - Woordweb


Verander deze gesloten vraag in een open vraag:
Kun jij goed horen?

Slide 14 - Open vraag

  1. Verbeter je vragen
  2. Leg de vragen die bij elkaar horen bij elkaar 
  3. Geef (als dat kan) zo'n groep vragen een naam
  4. Plak ze op een vragenposter
timer
10:00
vragen sorteren

Slide 15 - Tekstslide

Kies je vraag!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

  1. Wat wil je te weten komen?
  2. Waar zoek je het antwoord?
  3. Wat ga je met het antwoord doen?
timer
5:00
onderzoek

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

timer
45:00
Aan de slag!

Slide 21 - Tekstslide

Zoek informatie bij de vraag die je gekozen hebt. Schrijf die op of typ het in een Word-document

Slide 22 - Tekstslide

ZINTUIGEN

Slide 23 - Tekstslide