1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde.

Terugblik
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Terugblik

Slide 1 - Tekstslide

Inkomen in natura
Inkomen uit bezit
Inkomen uit arbeid
Overdrachtsinkomen
Kleedgeld
Spullen of goederen
Rente
Winst

Slide 2 - Sleepvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Je hebt afgesproken loon is €245. Hierop wordt 20% ingehouden.
Bereken wat ja als loon ontvangt.

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Netto inkomen is inkomen nadat ____ er is afgehaald:
A
aftrekposten
B
belastingen en premies
C
bruto-uitkeringen (pensioen, WW, ezv)
D
heffingskorting

Slide 11 - Quizvraag

Het bruto inkomen noemen we ook wel besteedbaar inkomen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Wat is modaal inkomen?
A
Dit is het meest voorkomende inkomen
B
Dit is het gemiddelde inkomen
C
Dit is het laagste inkomen
D
Dit is het hoogste inkomen

Slide 13 - Quizvraag

De inkomensverschillen bij Janet zijn ....... dan bij Jos
A
kleiner
B
groter

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt met inkomensverschillen bedoeld?
A
dat je salaris steeds kan veranderen
B
verschillen in inkomen
C
verschillen in salaris tussen verschillende beroepen
D
verschillen tussen uitgaven en inkomsten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van oorzaken voor inkomensverschillen
A
Leeftijd en ervaring
B
Opleiding en scholing
C
Verantwoordelijkheid
D
Normen en waarden

Slide 16 - Quizvraag

Hoe ontstaan inkomensverschillen?
A
Niet iedereen werkt evenveel.
B
Verschil in opleiding

Slide 17 - Quizvraag

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 18 - Quizvraag

Maak van onderstaande zin een economisch juiste tekst door het juiste woord te kiezen.
Kies uit de woorden die tussen haakjes staan.
Als de inkomensverschillen kleiner worden, verandert Lorenzcurve b in ...... (Lorenzcurve a / Lorenzcurve c ).

Slide 19 - Open vraag


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Slide 21 - Tekstslide