Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Formuleren

Verwijswoorden

Doel:

• In deze les leer je de regels voor het gebruik van verwijswoorden.
• In deze les leer je wat de veel voorkomende verwijswoorden zijn.

Instructie:

Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

• Maarten heeft de Mount Everest beklommen. Hij vond het fantastisch.
• Het pakketje kan ik niet vinden. Heb jij het gezien?
• Marieke gaat nooit op de fiets. Ze loopt liever.

Hoe werkt dat?

Bij zelfstandige naamwoorden gebruik je de volgende verwijswoorden: 

• mannelijk ev (de-woorden) --> hij, hem, deze, die
• vrouwelijk ev (de-woorden) --> zij (ze), haar, deze, die
• onzijdig ev (het-woorden) --> het, dit, dat
• meervoud --> zij, ze, hen, deze, die

Wat valt op?

de-woorden  --> die, deze

het-woorden --> dit, dat, het

Voorbeelden

• Mike belde Myrthe, maar die (--> Myrthe) nam niet op.
  
  
• Dylan zou op training zijn, maar ik heb hem (-->Dylan) niet gezien.
  
  
• Heb je haar mobieltje gezien? Dat (--> het mobieltje) is echt een gave!

????

Weet je niet of een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is? Kijk dan in het woordenboek of op woordenlijst.org

Ik heb die film al gezien en ik vond ..... erg goed.

1. hem
2. haar

De boer riep naar de koe dat ..... sneller moest lopen.

1. hij
2. zij

De ramen staan nog open. Wil jij ..... even dichtdoen?

1. hem
2. ze

Ons tweede team doet het beter.
...... staat nu tweede.

1. Dat
2. Die

Heb je het proefwerk al gemaakt?
Was ..... moeilijk?

1. hij
2. het

Ik heb twee jassen, maar ...... heb ik het liefste aan.

1. deze
2. dit

Onze laptop is stuk. Mijn broertje
heeft ..... laten vallen

1. hem
2. het

Vragen?