STEUNWEEFSEL

• anatomie en fysiologie
• MBO
• Studiejaar 1

STEUNWEEFSEL

INHOUD VAN DE LES

• Verschillende tussenstoffen van steunweefsel
• Soorten vezels 
• Soorten bindweefsel
• Plaatsen waar bindweefsel voorkomt
• Soorten kraakbeenweefsel
• Plaatsen waar kraakbeenweefsel voorkomt
• Functies beenweefsel
• Opbouw van een bot
• Botvorming

DOEL VAN DE LES

• Soorten steunweefsels leren kennen 

• Functies van de steunweefsels bestuderen

• Plaatsen van het steunweefsel kunnen benoemen

STEUNWEEFSEL

De cellen liggen NIET dicht tegen elkaar maar ze zijn van elkaar gescheiden door een tussenstof

SOORTEN STEUNWEEFSEL

• Bindweefsel

• Kraakbeenweefsel

• Beenweefsel (botweefsel) 

BINDWEEFSEL

Bijzondere vorm is reticulair bindweefsel = bindweefsel van bloed en lymfe

TUSSENSTOF VAN STEUNWEEFSEL

• Bindweefsel: vezelig

• Reticulair bindweefsel: vloeibaar

• Kraakbeenweefsel: veerkrachtig, taai en vezelig

• Beenweefsel: hard 

BELANGRIJKSTE WEEFSELS VOOR HET GEVEN VAN STEUN

• Kraakbeenweefsel

• Beenweefsel

BINDWEEFSEL

In de tussenstof zitten vezels:

• Collagene vezels = collagenen

• Elastische vezels = elastinen

• Reticulaire vezels = reticulinen

COLLAGENE VEZELS

• Ze bieden stevigheid

• Ze vormen bundels

ELASTISCHE VEZELS

• Veel dunner dan collagenen 

• Zijn elastisch

RETICULAIRE VEZELS

• Zijn heel dun

• Vormen netwerken

SOORTEN BINDWEEFSEL

• Vast bindweefsel

• Dicht bindweefsel

• Losmazig bindweefsel 

VAST BINDWEEFSEL 

• Veel collagenen

• Weinig elastinen

• Weinig reticulinen 

PLAATSEN VAST BINDWEEFSEL

• Pezen
• Banden
• Gewrichtskapsels
• Vliezen om organen en spieren
•  Beenvlies = periost

DICHT BINDWEEFSEL

• Elastinen en collagenen vormen een dicht netwerk

• Weinig reticulinen 

PLAATSEN DICHT BINDWEEFSEL

• Lederhuid
• Elastische banden van de wervelkolom
• Stembanden
• Wanden van bloedvaten
• Hart

LEDERHUID = CORIUM = DERMIS

Tussen de mazen van het dichte netwerk liggen:

• Fibroblasten
• Mestcellen
• Histiocyten en macrofagen

LOSMAZIG BINDWEEFSEL

• Elastinen en reticulinen vormen een grof netwerk = losmazig

• Weinig collagenen 

PLAATSEN LOSMAZIG BINDWEEFSEL

• Onderhuid 

• Tussen de organen

FUNCTIES VAN BINDWEEFSEL

• Zorgen voor verbinding en steun

• Maken van bloedcellen

• Opslaan van vet 

AANMAAK BLOEDCELLEN

• In het reticulaire bindweefsel

• Plaatsen:
• Rode beenmerg
• Lymfoïde weefsel 

PLAATSEN RODE BEENMERG

• Platte beenderen

• uiteinden pijpbeenderen = epifysen

• Onregelmatige beenderen 

BLOEDCELLEN

• Erytrocyten

• Leukocyten (granulocyten en lymfocyten)

• Trombocyten 

LYMFOÏDE WEEFSEL

• Plaats: in de lymfeknopen

• Aanmaak lymfocyten 

OPSLAG VET

• In het onderhuidse bindweefsel

• In de vetcellen = lipocyten 

PLAATSEN VETWEEFSEL

• Onderhuid
• Rond de nieren
• In de plooi van het buikvlies
• Rond de oogbol
• in de handpalmen
• onder de voetzolen
• In het gele beenmerg van pijpbeenderen 

FUNCTIES VETWEEFSEL

• Voorraad
• Bescherming
• Invloed op lichaamsvormen
• Huidspanning
• Isolatie 

KRAAKBEENWEEFSEL

• Tussenstof is veerkrachtig, taai en vezelig 
• Weinig bloedvaten dus moeilijke genezing

Functies:

• Steun
• Glijvlak voor gewrichten
• Verbinding
• Opvangen van schokken
• Soms vormgevend

SOORTEN KRAAKBEENWEEFSEL

• Glasachtig = hyaliene
  

• Elastisch
  

• Vezelig 

KENMERKEN GLASACHTIG KRAAKBEEN

• Doorschijnende tussenstof

• Dunne collagene vezels

• Elastische vezels 

PLAATSEN GLASACHTIG KRAAKBEEN

• Aan de gewrichtsoppervlakken

• tussen borstbeen en ribben 

• Als ringen in de luchtwegen

ELASTISCH KRAAKBEEN

Veel elastische vezels

Plaatsen:

• Strottenhoofd
• Neusvleugels
• Oorschelpen

VEZELIG KRAAKBEEN

Veel collagene vezels

Plaatsen:

• Tussenwervelschijven
• Symfyse = schaamvoeg = verbinding tussen de schaambeenderen
• Bedekking knieschijf = meniscus

BEENWEEFSEL = BOTWEEFSEL

• Tussenstof is hard 

• In de tussenstof zitten:

• Kalkzouten = minerale zouten voor de hardheid
•  Eiwitten
  
• Collagenen

FUNCTIES BEENWEEFSEL

• Bescherming
• Steun
• Vormgeving
• Maken bloedcellen
• Aanhechtingsplaats voor spieren 

BOT BESTAAT UIT:

• Spongieus been = sponachtig been

• Compact been = buitenste laag 

SPONGIEUS BEEN

Plaatsen:

• Binnenzijde platte en onregelmatige beenderen
• Uiteinden van pijpbeenderen
• Rode beenmerg

PERIOST = BEENVLIES

• Plaats: om het bot

• 2 lagen:

• Binnenste laag (hier ontstaan osteoblasten)
• Buitenste laag 

MERGHOLTE

• = holte met geel beenmerg

• Plaats: midden van pijpbeenderen = diafyse

• Veel vet 

BOTVORMING

• Directe vorming

• Indirecte vorming 

DIRECTE VORMING

Door osteoblasten = cellen die been/bot maken

Plaatsen directe vorming:

• Schedelbeenderen
• Diktegroei beenderen
• Na botbreuken

INDIRECTE VORMING

• Eerst is er kraakbeen dan omvorming tot been/bot
• Bij lengtegroei van pijpbeenderen