Week 50 Ne 4B/4K E-mail

Leerdoel week 16
De leerlingen kunnen teksten schrijven waarbij ze in de inhoud, opmaak en hun taalgebruik rekening kunnen houden met het publiek.
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leerdoel week 16
De leerlingen kunnen teksten schrijven waarbij ze in de inhoud, opmaak en hun taalgebruik rekening kunnen houden met het publiek.

Slide 1 - Tekstslide

Publiekgericht schrijven
Bij het schrijven van teksten moet je rekening houden met je publiek. (dus voor wie je schrijft bv kinderen, volwassenen)  Dat noem je publiekgericht schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Zo schrijf je publiekgericht
- Houd rekening met de voorkennis van de lezer: wat weet  hij al over het  onderwerp en wat is belangrijk voor hem om nog meer te weten? bv je wilt je opa een uitleg  geven over een magnetron. Je hoeft hem dan niet te vertellen wat het is (dat  weet hij al) , maar hij  moet wel weten dat een magnetron verschillende functies heeft en  hoe hij die kan gebruiken.
- De opmaak moet passen bij het publiek. Soms is het handig  om een afbeelding toe te voegen om de tekst duidelijker of aantrekkelijker te maken. 
- Pas je taalgebruik aan het publiek  aan. In teksten voor volwassenen gebruik je formele taal en spreek je de lezer aan met u. Als je voor jongeren schrijft, spreek je de lezer aan met 'je'. Gebruik geen woorden die je lezers misschien niet kennen.
-

Slide 3 - Tekstslide

 Spreekdoel, publiek, taal en stem
Spreekdoel: informeren, amuseren, uitleg geven, overhalen en overtuigen (zelfde als de tekstdoelen)
Publiek: de mensen aan wie de spreker iets vertelt
Taal: taalgebruik passend bij het spreekdoel en publiek (formeel of informeel)
Stem: volume, toonhoogte, intonatie en tempo

Slide 4 - Tekstslide

Publiekgericht schrijven
Om het schrijfdoel van een tekst te kunnen bereiken, moet de schrijver rekening houden met zijn publiek.
Wie kunnen er allemaal onder 'publiek' vallen?

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld 1 
  • Voor welk publiek is deze tekst geschreven?

  • Waaruit kun je dat afleiden?
       - Aanspreekvorm?
       - Taalgebruik?
       - Lay-out?

Slide 6 - Tekstslide

Tekst voor jongeren
  • Spreek je aan met 'je' 
  • Gebruik geen moeilijke woorden 
  • Alledaags taalgebruik
  • Geen lange en ingewikkelde zinnen
  • Veel afbeeldingen 
  • Verschillende kleuren 
  • Verschillende lettertypes

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeeld 2
  • Voor welk publiek is deze tekst geschreven? 
  • Waaruit kun je dat afleiden? 
       - Aanspreekvorm? 
       - Taalgebruik? 
       - Lay-out?

Slide 8 - Tekstslide

Tekst voor volwassenen

  • Spreek je aan met 'u'
  • Beleefde taal
  • Rustige lay-out
  • Langere zinnen
  • Strak en simpel lettertype


Slide 9 - Tekstslide

beeld en opmaak
Beeld en opmaak = de manier waarop de tekst is weergegeven:
  • verdeling van de tekst over de bladzijde
  • soort letters
  • kleuren
  • plaatjes

Slide 10 - Tekstslide

Welke functies kan een afbeelding in een tekst hebben?

Slide 11 - Open vraag

Hoe wordt de opmaak van een tekst ook wel genoemd?

Slide 12 - Open vraag

Hoe heeft de
schrijver gelet op
beeld en opmaak?

Slide 13 - Open vraag

Wat hoort er niet bij beeld en opmaak?
A
illustraties
B
lettertype
C
deeltitels
D
signaalwoorden

Slide 14 - Quizvraag

Aan de slag!

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht week 16
Je school organiseert op 17 april een beroepenmarkt voor alle leerlingen die nog twijfelen wat ze na het  examen  willen gaan doen. Het lijkt jou  leuk als er ook nog een bijzonder iemand iets komt vertellen, bijvoorbeeld een bekende Nederlander. Je mentor geetf je de tip het management van een BN ér een mail te sturen. Als het  jou lukt iemand naar school te krijgen, is je school bereid 200 euro  beschikbaar te stellen.
1. Bedenk  welke bekende Nederlander jij graag naar school wilt krijgen en zoek op internet de naam van de manager op.

Slide 16 - Tekstslide

2.Schrijf een beleefde e-mail. Houd je aan de regels voor het schrijven van een zakelijke e-mail. 
Neem in je e-mail de volgende onderdelen op.

Slide 17 - Tekstslide

- de aanleiding voor de e-mail
- informatie over je school en de beroepenmarkt
-uitleg waarom de BNér hierbij zou moeten zijn
-wanneer en hoe laat het is
-het budget dat de school beschikbaar heeft gesteld
-een afsluiting waarin je een wens of verwachting uitspreekt

Slide 18 - Tekstslide

E-mail inleveren!
Schrijf de bovenstaande e-mail en mail deze naar ori@vanvredenburchcollege.nl 
Uiterlijk donderdag 16 april!

Slide 19 - Tekstslide

E-mail
Schrijf een zakelijke e-mail en denk daarbij na over de conventies (regels en afspraken)

Slide 20 - Tekstslide

Vorm (lay-out) zakelijke e-mail
Aan: e-mailadres van de persoon/het bedrijf/de instelling

Onderwerp: Kort/duidelijk beschrijven waar je e-mail over gaat (vb: informatie vragen, scolliciteren naar.., een klacht indienen over..)

Aanhef: Geachte heer of mevrouw,                                 (als je niet weet naar wie je het stuurt)
                 Geachte mevrouw Ringersma,                         
                 Geachte meneer Blauw,

Witregels: Tussen alle onderdelen van een e-mail gebruik je een witregel

Afsluiting: Met vriendelijke groet,
                       (witregel)
                       Voornaam Achternaam

Slide 21 - Tekstslide

Succes!

Slide 22 - Tekstslide