Hoofdstuk 4 stoffen paragraaf 1 en 2

Planning
Alle stof paragraaf 1 en 2 
Uitleg met plaatjes
Vragen tussendoor, leerlingen geven antwoord.



1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning
Alle stof paragraaf 1 en 2 
Uitleg met plaatjes
Vragen tussendoor, leerlingen geven antwoord.



Slide 1 - Tekstslide

Doel van de les
Alle stof herhalen en oefenen d.m.v. antwoord geven op vragen.

Volgende week dinsdag een kleine toets om te controleren hoe ver je bent.

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 4.1.      Je kunt:
Uitleggen wat het verschil is tussen een mengsel en een zuivere stof.

Met voorbeelden toelichten hoe je stoffen van elkaar kunt scheiden.

Beschrijven wat er met de moleculen gebeurt als je een stof zuivert.

Vijf stofeigenschappen noemen en stoffen daarmee van elkaar onderscheiden.

Slide 3 - Tekstslide

Mengsel of zuivere stof?
Mengsel:
- Gemengt betekent meerdere stoffen.
- Kan zijn: Gas met ander gas, gas in vloeistof, vloeistof in vaste stof enzovoort...


Slide 4 - Tekstslide

Mengsel of zuivere stof?
Voorbeeld mengsel:


Slide 5 - Tekstslide

Mengsel of zuivere stof?
Zuivere stof betekent: Maar één stof!




Slide 6 - Tekstslide

Mengsel scheiden (stoffen zuiveren)
Filtreren                                                                                    Indampen




Slide 7 - Tekstslide

Ik heb drie zuivere stoffen: Water, zout en aluminium. Wat krijg ik als ik deze zuivere stoffen bij elkaar doe?
A
Een mengsel
B
Een nieuwe zuivere stof
C
Een oplossing
D
Een emulsie

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb hetzelfde mengsel. Wat kan ik doen om alleen aluminium uit het mengsel te halen?
A
Indampen
B
Filtreren
C
Zuiveren
D
Reduceren

Slide 9 - Quizvraag

Wat kan ik doen om zout uit het water te halen?
A
Indampen
B
Filtreren
C
Zuiveren
D
Reduceren

Slide 10 - Quizvraag

Welke scheidings-
methode is dit?
A
Indampen
B
Filtreren
C
Zuiveren
D
Reduceren

Slide 11 - Quizvraag

Moleculen

Slide 12 - Tekstslide

Stoffen herkennen
Stofeigenschappen:
Geur
Kleur
Oplosbaarheid
Geleiden van elektriciteit
Dichtheid (Hoeveel gram weegt één mL)

Slide 13 - Tekstslide

Wat gebeurt er met de moleculen van een mengsel als deze wordt gezuiverd?

Slide 14 - Open vraag

Noem de vijf stofeigenschappen die je moet kennen

Slide 15 - Open vraag

paragraaf 4.2    Je kunt:
Stoffen van elkaar onderscheiden op basis van hun fase bij kamertemperatuur. 
Toelichten dat het woord ‘damp’ dezelfde fase aanduidt als het woord ‘gas’.
Het kookpunt en smeltpunt van een stof aflezen uit een temperatuur-tijddiagram.
Beschrijven wat er in een vloeistof gebeurt als de stof aan het koken is.
Uitleggen waarom je bij het kookpunt ook de luchtdruk moet vermelden.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Lood heeft een smeltpunt van 328 graden celcius. Welke fase heeft Lood onder deze temperatuur?
A
Gas
B
Vloeibaar
C
Vast
D
Vloeibaar en vast

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

In port zit alcohol. In portsaus zit port maar geen alcohol. Hoe kan dat?

Slide 21 - Open vraag

In een snelkookpan worden groentes sneller gaar omdat de druk in de pan hoger wordt. Waarom?

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Wat is het smeltpunt?
A
352 graden C
B
50 graden C
C
60 graden C
D
Kan je niet weten

Slide 24 - Quizvraag