2tc H1.4 deel 2

sjdhs\

d
d
Laat het huiswerk zien op tafel + lessonup inlog + pak het boek 
timer
3:00
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

sjdhs\

d
d
Laat het huiswerk zien op tafel + lessonup inlog + pak het boek 
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet jij nog
van de vorige les?

Slide 2 - Woordweb

In deze les
- Instructie: Uitgaven + begroting  + reserveren 
- Zelfstandig werken --> 15 minuten + 5 minuten bespreken 

- Quizzz --> 5 minuten 

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan wij leren 

- Welke groepen uitgaven er zijn? 
- Je kunt een begroting opstellen
- Je kunt berekenen hoeveel geld je per maand moet reserveren 


Slide 4 - Tekstslide

1.4 
Uitgaven= het geld wat je uitgeeft

Verschillende soorten uitgaven

Slide 5 - Tekstslide

De begroting
Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven


Inkomsten
Uitgaven
Salaris
Huishoudelijke uitgaven
Winst 
Vaste lasten 
Uitkering
Incidentele uitgaven
Zakgeld

Slide 6 - Tekstslide

Waar geef jij jouw
geld aan uit?

Slide 7 - Woordweb

Soorten uitgaven
uitleg
Dagelijks 

vast moment, vast bedrag 

Grote bedragen
Soorten Uitgaven:
1. Dagelijkse uitgaven

2. Vaste lasten

3. Incidentele uitgaven

Slide 8 - Tekstslide

De begroting
Overzicht van verwachte inkomsten en uitgaven


Inkomsten
Uitgaven
Salaris
Huishoudelijke uitgaven
Winst 
Vaste lasten 
Uitkering
Incidentele uitgaven
Zakgeld

Slide 9 - Tekstslide

Hoeveel moet ik per maand aan de kant  leggen (reserveren/sparen)

- Je wilt een fiets kopen. Die kost €500. Je hebt al €50. Je kunt anderhalf jaar sparen. Hoeveel € moet je per maand sparen om de fiets na anderhalf jaar te kopen.




Slide 10 - Tekstslide

Reserveren 
Reserveren= Geld aan de kant zetten (sparen)


Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk 
Huiswerk:
- Vanaf blz 22 maken  53 t/m 55 
- Op blz 31  maken: 22 t/m 26 

Klaar? nakijken + op blz 35 maken 
opdracht 12 t/m 19


timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

quizzz pak je rekenmachine

Slide 13 - Tekstslide

Je wilt een fiets kopen. Die kost €300. Je hebt al €60. Je kunt 8 maanden sparen. Hoeveel € moet je per maand sparen

Slide 14 - Open vraag

Hoe heet het wanneer je meer inkomen hebt dan uitgaven in jouw begroting?
A
Geld overschot
B
Geld tekort

Slide 15 - Quizvraag

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
budgetteren
B
reserveren

Slide 16 - Quizvraag

Welke uitgave zie je op de afbeelding?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Vaste uitgaven
C
Incidentele uitgaven
D
Persoonlijke uitgaves

Slide 17 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 18 - Quizvraag

Wat voor soort uitgave is er afgebeeld?
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het overzicht van inkomsten en uitgaven?
A
Budget
B
Begroting
C
Bezuiniging
D
Overschreiding

Slide 20 - Quizvraag

Kinderbijslag is een voorbeeld van
A
Salaris
B
zakgeld
C
Winst
D
Uitkering

Slide 21 - Quizvraag

Brent krijgt 100 euro per week
Hoeveel is dat per maand?

Slide 22 - Open vraag

Ilja krijg 50 euro per maand zakgeld
Hoeveel zakgeld krijgt zij per week?
A
11,54
B
11,53
C
16,67
D
16,5

Slide 23 - Quizvraag

Dit zijn mijn cijfers op engels:
7 - 8
Wat is het gemiddelde?
A
7
B
8
C
7,5
D
8,5

Slide 24 - Quizvraag

Voor economie haal je een 5,3 - 6,8 - 7,5- Wat is het gemiddelde?
A
6,5
B
6,0
C
7,6
D
5,1

Slide 25 - Quizvraag

Sara krijgt 200 euro per week
Hoeveel is dat per maand?
A
600
B
866,67
C
866,66
D
700

Slide 26 - Quizvraag

Wat gaan wij leren 

- Welke groepen uitgaven er zijn? 
- Je kunt een begroting opstellen
- Je kunt berekenen hoeveel geld je per maand moet reserveren 


Slide 27 - Tekstslide