Economisch bekeken - H2.5 Innovatie in een bedrijf (K) en H2.6 Gevolgen van innovatie (K)



2.5 Innovatie in een bedrijf (K) 
2.6 Gevolgen van innovatie (K)


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les



2.5 Innovatie in een bedrijf (K) 
2.6 Gevolgen van innovatie (K)


Slide 1 - Tekstslide

Terugblik

Slide 2 - Tekstslide

EXAMENOPGAVE
timer
2:00

Slide 3 - Tekstslide



2.5 Innovatie in een bedrijf (K) 
2.6 Gevolgen van innovatie (K)


Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • de invloed van verschillende vormen van innovatie uitleggen.
  • uitleggen wat productiecapaciteit, onderbezetting en overbezetting
     betekenen.
  • uitleggen wat de gevolgen van innovatie zijn.
  • uitleggen wat concurrentiepositie en marktaandeel betekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 5 - Tekstslide

De arbeidsproductiviteit kan op de volgende manieren worden verhoogd:
  • Nieuwe productietechnieken 
  • Scholing
  • Specialisatie
  • Goede arbeidsvoorwaarden
  • Goede arbeidsomstandigheden
Hoe kan je de arbeidsproductiviteit verhogen?

Slide 6 - Tekstslide

  • Mechaniseren betekent
      apparatuur gebruiken, waardoor
      het werk sneller gaat of
      makkelijker wordt.
  • Automatiseren betekent werk
      van mensen door apparatuur
      laten doen.
Mechaniseren en automatiseren

Slide 7 - Tekstslide

  • Een bedrijf kan bezuinigen op de
      loonkosten. Daardoor heeft het
      bedrijf hogere winst.
  • Er moeten duurdere machines
      gekocht worden en deze worden
      per jaar minder waard. Daardoor
      stijgen de afschrijvingskosten
      binnen het bedrijf
Wat zijn de gevolgen mechanisering en automatisering?

Slide 8 - Tekstslide

  • Productiecapaciteit is de
      maximale productie als alle
      productiefactoren worden
      ingezet.
  • Met andere woorden:
      Hoeveel kunnen we  produceren als
Productiecapaciteit

Slide 9 - Tekstslide



  • Onderbezetting is het 
      verschil tussen de
      productiecapaciteit en de
      werkelijke productie.
  • In simpele woorden: We
     hebben minder werk, dan 
     dat we zouden aankunnen.


  • Overbezetting betekent dat
      we meer werk hebben, dan dat we
      aankunnen.
Onderbezetting en overbezetting
Productiecapaciteit per uur:  1000 stuks
Vraag per uur:                            800 stuks
Productiecapaciteit per uur:  1000 stuks
Vraag per uur:                            1200 stuks

Slide 10 - Tekstslide

  • De bezettingsgraad is de werkelijke
     productie in procenten van de
     productiecapaciteit.
  • In andere woorden: hoeveel procent
     is onze productie van onze totale
     productiecapaciteit?
  • Formule:
    werkelijke productie productiecapaciteit

Bezettingsgraad
x 100 =

Slide 11 - Tekstslide

VOORBEELD
Bij een fabriek is een productiecapaciteit van 50 fietsen per dag. De fabriek produceert 40 fietsen op een dag.

  • Vraag 1: Is hier sprake van een onderbezetting of een
     overbezetting?
  • Er worden minder fietsen gemaakt dan maximaal kan, dus
     onderbezetting
  • Vraag 2: Bereken de bezettingsgraad. Schrijf ook je berekening op.
  • 40 fietsen : 50 fietsen x 100 = 80%. De bezettingsgraad is 80%.

Slide 12 - Tekstslide

Innovatie kent de volgende gevolgen:
  • de kwaliteit van producten kan  verbeteren;
  • welvaart en welzijn kunnen verbeteren;
  • arbeidsomstandigheden veranderen (flexwerkplekken);
  • werk wordt ingewikkelder.
Gevolgen van innovatie

Slide 13 - Tekstslide

  • Concurrentiepositie betekent hoe goed jouw bedrijf het doet, ten opzichte van andere bedrijven. Dat kan op het gebied van prijs, kwaliteit en innovatie.
Concurrentiepositie

Slide 14 - Tekstslide

  1. Door innovatie worden producten en productiemethoden beter.
  2. Hierdoor stijgt o.a. de arbeidsproductiviteit.
  3. Hierdoor verdienen bedrijven meer en kan de prijs van product dalen.
  4. Hierdoor verbetert de  concurrentiepositie.
Oorzaak/gevolg van innovatie

Slide 15 - Tekstslide

  • Marktaandeel betekent de
      verkoop van een bedrijf
      uitgedrukt in procenten van de
      totale verkoop.
  •  Eigen omzet
       totale omzet
  • Eigen afzet
      totale afzet
Marktaandeel
x 100 =
x 100 =

Slide 16 - Tekstslide

VOORBEELD
Albert Heijn heeft in 2020 een omzet gedraaid van 27 miljard euro. De totale omzet van de supermarktbranche bedraagt 72 miljard euro. 

  • Vraag 1: Bereken het marktaandeel van de Albert Heijn.
  • 27 miljard : 72 miljard x 100 = 37,5%. Het marktaandeel van Albert
     Heijn in 2020 was 37,5%.

Slide 17 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 18 - Tekstslide

OPDRACHTEN
  • Basis: Maak opgaven 1 t/m 32 op bladzijde 50 t/m
     52 van werkboek 4A! 
     Kader: Maak de opgaven 1 t/m 12 op bladzijde 58 t/m
     61 en opgaven 1 t/m 12 op bladzijde 62 t/m 65 van 
     werkboek 4A! 
  • Klaar? Dan heb je geen huiswerk voor de volgende les!






timer
7:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Basis: Maak opgaven 1 t/m 32 op bladzijde
      50 t/m 52 van werkboek 4A!

  • Kader: Maak de opgaven 1 t/m 12 op
      bladzijde 58 t/m 61 en opgaven 1 t/m 12 op
      bladzijde 62 t/m 65 van werkboek 4A!

Huiswerk

Slide 20 - Tekstslide

Bedankt en fijne dag!

Slide 21 - Tekstslide