H1 woordsoorten bn

WELKOM BIJ NEDERLANDS
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

Lees in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

DOEL

WE WETEN WAT BIJVOEGLIJK NAAMWOORD IS


WE KUNNEN EEN BIJVOEGLIJK NAAMWOORD HERKENNEN IN DE TEKST

Slide 3 - Tekstslide

PROGRAMMA
1 Herhaling lw - zn
2 Uitleg bn
3 Aan het werk

Slide 4 - Tekstslide

Lidwoorden
We hebben in het Nederlands 3 lidwoorden:

de
het
een

Slide 5 - Tekstslide

Lidwoorden
Bepaald lidwoord
DE + HET

Onbepaald lidwoord
EEN

Slide 6 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
  • Mensen
  • Dieren
  • Planten
  • Dingen
  • Namen
  • Aardrijkskundige namen

Slide 7 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Voor een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een lidwoord (de, het, een) zetten.

Voorbeelden:
de tafel, de auto, het meisje, een hond

Slide 8 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd in het meervoud zetten

Voorbeelden:
de tafels, de auto's, de meisjes, de honden

Slide 9 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord
Van een zelfstandig naamwoord kun je (bijna) altijd een verkleinwoord maken

Voorbeelden:
het tafeltje, het autootje, het kleutertje, het hondje

Slide 10 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plek
Ons konijn is ontsnapt uit zijn hok in de tuin.
Lidwoord

Zelfstandig
naamwoord
Anders
Ons
konijn
is
ontsnapt
uit
zijn
hok
in
de
tuin.

Slide 11 - Sleepvraag

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Brugge is een mooie stad.

Mooie zegt iets over stad.

Slide 12 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Het kan voor én achter een zelfstandig naamwoord staan

De kapotte auto.
De auto is kapot.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk (grote, leuke, etc.)

Slide 13 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
Het heeft een lange vorm en een korte vorm.

De saaie film.              (lange vorm)
Die film is saai.            (korte vorm)

Slide 14 - Tekstslide

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD
stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zeggen van welk materiaal iets is gemaakt. Deze staan altijd vóór het ZN.

de zilveren ring
het gouden horloge                                (let op! schrijf je met -en)

de plastic tas                                              (uitzondering)

Slide 15 - Tekstslide

Sleep de woorden naar de juiste plek. 
Bijvoeglijke naamwoorden
Andere woorden
lief
kast
aardig
oud
blijven
de
ijzeren
vervelende
boek
gekookte
want
langste

Slide 16 - Sleepvraag

Welk woord is het bijvoeglijk naamwoord?
'De meester zag haar ingespannen gezichtje dat zich over het taalschrift boog.'
A
meester
B
gezicht
C
ingespannen
D
zich

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Omdat mijn moeder een andere baan kreeg.'
A
mijn
B
andere
C
omdat
D
kreeg

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Jij lijkt me een heel serieus meisje met een groot verantwoordelijkheidsgevoel.'
A
heel
B
serieus
C
met
D
groot

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 20 - Quizvraag

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Een stil meisje, smalletjes, ze hield zich nogal afzijdig', somde Evelien de Bruin op.
A
stil
B
meisje
C
somde
D
op

Slide 21 - Quizvraag

Tot de volgende keer!
WERKEN AAN JE WEEKTAAK
Kijk goed in Somtoday wat je moet doen. Ik zal dit ook op het bord zetten.

We doen nog een quiz aan het eind van de les.

Slide 22 - Tekstslide

Tot de volgende keer!

Slide 23 - Tekstslide