Log in met je eigen gebruikersnaam en wachtwoord.
Noteer in de volgende 10 slides welk soort argumentatie is gebruikt. Leg je antwoord uit.
Kies uit de zes onderstaande argumentatieschema’s:
1. Autoriteit
2. Vergelijking
3. Voorbeeld (in standpunt iets algemeens, argument verdedigt dit met voorbeeld)
4. Kenmerk of eigenschap (kan over feitelijke uitspraak en waarderende uitspraak)
5. Oorzaak-gevolg (altijd over een feitelijke uitspraak)
6. Voordelen- nadelen (altijd op basis een waarderende uitspraak: advies, wens, keuze)