Les 20/9 tekstverbanden

Aan het eind van deze week:
- Weet je welk boek je gaat lezen
- Ken je minimaal 5 tekstverbanden


Pak je schrift voor aantekeningen!

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Aan het eind van deze week:
- Weet je welk boek je gaat lezen
- Ken je minimaal 5 tekstverbanden


Pak je schrift voor aantekeningen!

Slide 1 - Tekstslide

Tekstverbanden
Chronologisch verband: geeft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde aan
Signaalwoorden: daarna, dan, eerst, inmiddels, intussen, later, nadat, nu, ooit, terwijl, toen, uiteindelijk, vervolgens, voordat
Concluderend verband: auteur trekt een conclusie uit eerdere informatie
Signaalwoorden: al met al, concluderend, daarom, dat houdt in, dus
Opsommend verband: bepaalde zaken worden achter elkaar beschreven
Signaalwoorden: bovendien, daarnaast, en, om te beginnen, ook (nog), ten eerste, ten slotte, verder, vervolgens
Tegenstellend verband: laat tegenovergestelde zaken zien
Signaalwoorden: aan de ene kant ... aan de andere kant, tegenover, daarentegen, echter, hoewel, maar, ofschoon, ondanks dat, toch
Toelichtend verband: er wordt extra informatie ergens bij gegeven, vaak in de vorm van een voorbeeld
Signaalwoorden: als, bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals

Slide 2 - Tekstslide

Chronologisch tekstverband
De gebeurtenissen worden in de juiste tijdsvolgorde beschreven.
Herken je aan: Jaartallen 
Signaalwoorden: vroeger, later, nu, eerst daarna, vervolgens, terwijl etc.

Voorbeeld: Als ik wakker wordt, stap ik eerst uit bed, dan ga ik douchen. Vervolgens kleed ik me aan en doe ik mijn make-up terwijl ik ontbijt. 

Slide 3 - Tekstslide

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 4 - Tekstslide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 5 - Quizvraag


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
chronologisch tekstverband
B
opsommend tekstverband
C
toelichtend tekstverband
D
concluderend tekstverband

Slide 6 - Quizvraag

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 7 - Tekstslide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 8 - Open vraag

 Opdracht 3

Slide 9 - Tekstslide


 Welk signaalwoord dat eindigt op een s past op
  het laatste stippellijntje? 

Slide 10 - Open vraag


  Op welk tekstverband wijst
  het signaalwoord dus?
A
opsommend tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
concluderend tekstverband
D
toelichtend tekstverband

Slide 11 - Quizvraag

 Opdracht 4

Slide 12 - Tekstslide

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  slecht

Slide 13 - Sleepvraag

Tekstverband = toelichting
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 14 - Sleepvraag

 Opdracht 5

Slide 15 - Tekstslide


“Ook is ... dan normaal" Van welk tekstverband is hier sprake? 
A
chronologisch tekstverband
B
tegenstellend tekstverband
C
concluderend tekstverband
D
opsommend tekstverband

Slide 16 - Quizvraag

Weet je nu:
- Wat onderwerp, hoofdgedachte, alinea's, deelonderwerpen, tekstverbanden en tekstdoelen inhouden?
- Welk boek je gaat lezen?
- Minimaal 5 tekstverbanden?


Bladzijde 12: opdracht 3










Huiswerk: 
blz. 12
    Meer dan lezen §2: Opdracht 3, 4, 6

    Slide 17 - Tekstslide