1. Benoem welke werkwoordsvorm je moet invullen.
2. Spel het werkwoord op de juiste manier.
Als er een ramp GEBEURT (PV TT), GEBEURT (PV TT) hij altijd vlak nadat er een andere ramp is GEBEURD (VT. DLW). Zo'n noodlottige situatie TREEDT (PV TT) namelijk op in groepen, hij VERSCHIJNT (PV TT) nooit alleen. Dat heb ik eigenlijk nooit BESEFT (VT.DLW).