3.1 en 3.2

3.1 en 3.2
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

3.1 en 3.2

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 Energie
Introductie

Slide 2 - Tekstslide

3.1 energiebronnen en 3.2 verwarmen
                BINNEN IS BEGINNEN
15 minuten stil werken
         Instructie
30 minuten fluisterend overleg
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

3.1 energiebronnen en 3.2 verwarmen
                                                       BINNEN IS BEGINNEN
3.1.1 Je kunt uitleggen wat een energiebron is.
3.1.2 Je kunt zes energiebronnen beschrijven.
3.1.3 Je kunt kenmerken van energiebronnen benoemen.
3.1.4 Je kunt de ideale energiebron beschrijven.
3.1.5 Je kunt vier kenmerken van de energietransitie benoemen.
3.1.6 Je kunt de zwaarte-energie berekenen. (plusstof)
3.2.1 Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram waarbij de hoeveelheid energie voor en na de omzetting niet verandert.
3.2.2 Je kunt uitleggen dat de toevoer van warmte leidt tot een hogere temperatuur.
3.2.3 Je kunt door de soortelijke warmte te gebruiken berekenen hoeveel energie nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen.
3.2.4 Je kunt het deeltjesmodel toepassen bij het verklaren van verdamping en condensatie. (plusstof)

Slide 4 - Tekstslide

Waar denk jij aan bij
het woord energie?

Slide 5 - Woordweb

Het vermogen van een apparaat bepaalt hoeveel energie dat apparaat gebruikt.
Vermogen is: de hoeveelheid energie in Joule die een apparaat elke seconde gebruikt. 
Dus 1 Watt is gelijk aan 1 Joule per seconde
Laag vermogen:
5 Watt
is 
5 Joule per seconde
Groot vermogen:
40 Watt
is 
40 Joule per seconde

Slide 6 - Tekstslide

Je kunt het vermogen van een apparaat uitrekenen met de onderstaande formule
grootheid          symbool        eenheid      symbool
spanning                 U                 Volt                        V
stroomsterkte         I                  Ampère                A
vermogen                P                 Watt                     W
P=UI

Slide 7 - Tekstslide

De totale energie die een apparaat gebruikt hangt af van het vermogen en de tijd.
grootheid          symbool        eenheid        symbool
vermogen                P                 Watt                      W
tijd                              t                  seconde                s
energie                      E                 Joule                      J

Σ
E=Pt

Slide 8 - Tekstslide

Waar stond ook alweer
het symbool P voor?

Slide 9 - Open vraag

De eenheid van vermogen (P) is ....
A
Ohm
B
Joule
C
Volt
D
Watt

Slide 10 - Quizvraag

De eenheid van energie (E) is...
A
Volt
B
Joule
C
Watt
D
kW

Slide 11 - Quizvraag

Paragraaf 3.1 
Alles wat een bruikbare soort energie kan leveren, 
noem je een energiebron.


Slide 12 - Tekstslide

Geef een voorbeeld
van een energiebron.

Slide 13 - Woordweb

Energiebronnen
- Fossiele brandstoffen
- Biomassa
- Wind
- Kernsplijting
- Zon
- Aardwarmte 

Slide 14 - Tekstslide

Energietransitie
Overgang van een niet duurzame energiebron, naar een duurzame energiebron wordt een energietransitie genoemd.

Slide 15 - Tekstslide

Door een blender gaat een stroom van 2,17 A.
De blender is aangesloten op het stopcontact.
Bereken het vermogen van de blender.
timer
4:30

Slide 16 - Open vraag

Ik ga 15 minuten stofzuigen.
Het vermogen is 600 W. Bereken hoeveel
energie (in kWh) er is verbruikt.
timer
5:30

Slide 17 - Open vraag

Omrekenen kWh <-->Joule
kWh (kiloWattuur) is net als Joule een maat voor energie.
In de natuurkunde gebruiken we Joule maar in het dagelijks leven gebruiken we vaak kWh.
We zullen dus moeten omrekenen.

Slide 18 - Tekstslide

Je kunt joule en kilo-watt-uur ook omrekenen naar elkaar.

Natuurkundigen gebruiken vaak Joule, energiebedrijven gebruiken kWh

Slide 19 - Tekstslide

Sleep de energiesoorten bij het juiste plaatje.
chemische
energie
bewegingsenergie
kernenergie
stralingsenergie
warmte

Slide 20 - Sleepvraag

Je spreekt van een ideale energiebron als:
  • deze onuitputtelijk is, dus nooit opraakt
  • altijd beschikbaar is
  • milieuvriendelijk is
  • goedkoop is
Helaas....... de ideale energiebron bestaat niet!

Slide 21 - Tekstslide

Je kunt vier kenmerken van de energietransitie benoemen.
gebruik van fossiele brandstoffen
klimaatneutrale energiebronnen
  1. Fossiele brandstoffen worden vervangen.
  2. Zuiniger met energie omgaan.
  3. Energie opslaan.
  4. Energie lokaal produceren.
                             Noem bij elk een voorbeeld 

Slide 22 - Tekstslide

Verwarmen
Hoofdstuk 3 Energie
Paragraaf 2 Verwarmen
Energiestroomdiagram
- Energieomzetting
- Wet van behoud van energie
- Nuttige en afval energie

Slide 23 - Tekstslide

stralingsenergie -> warmte
stralingsenergie -> chemische energie
stralingsenergie -> chemische energie
stralingsenergie -> elektrische energie
chemische energie -> warmte
warmte -> bewegingsenergie
bewegingsenergie -> elektrische energie
chemische energie -> bewegingsenergie en warmte
chemische energie -> warmte en licht
bewegingsenergie -> elektrische energie
elektrische energie -> stralingsenergie (+warmte)

Slide 24 - Tekstslide

voorbeelden van energie-omzettingen
In een waterkoker vind een omzetting van energie plaats.
Welke energiesoort wordt door de waterkoker gebruikt?
En welke energiesoort wordt door de waterkoker gemaakt?

Slide 25 - Tekstslide

voorbeelden van energie-omzettingen
Deze zonneauto doet mee aan de Solar challenge, een race van 2300 km waarbij optimale energieomzettingen een rol spelen.
Welke energieomzettingen vinden er plaats in de zonnepanelen? En in de motor?
stralingsenergie -> elektrische energie (+warmte)
elektrische energie -> beweging (+warmte)

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram waarbij de hoeveelheid energie voor en na de omzetting niet verandert
Wet van Behoud van Energie
Alle energie die een apparaat ingaat komt er ook weer uit. Het wordt alleen omgezet in een andere energievorm: de nuttige energie. Meestal is de "afval" energie een vorm van warmte.
Het rendement is nooit 100%.
In het echt stoppen de kogels na een bepaalde tijd met heen en weer bewegen. Er ontstaat niet alleen bewegingsenergie, maar ook warmte.

Slide 27 - Tekstslide

In een batterij vind omzetting van energie plaats. Welke energieomzetting hoort bij een batterij?
A
van chemische energie naar stralingsenergie
B
van zwaarte energie naar kinetische energie
C
van chemische energie naar elektrische energie
D
van elektrische energie naar chemische energie

Slide 28 - Quizvraag

Welke energieomzetting heb je in een zonnepaneel?
A
Elektrische energie in stralingsenergie en warmte
B
Warmte in stralingsenergie en elektrische energie
C
stralingsenergie in elektrische energie en warmte
D
stralingsenergie in chemische energie en elektrische energie

Slide 29 - Quizvraag

Welke energie-omzetting vind er plaats als je hout verbrandt?
A
Warmte wordt omgezet in chemische energie
B
Chemische energie wordt omgezet in bewegingsenergie
C
Warmte wordt omgezet in stralingsenergie
D
Chemische energie omgezet in warmte en stralingsenergie

Slide 30 - Quizvraag

Meestal ontstaan er bij een energieomzetting meerdere soorten energie
elektische energie
licht
warmte
Dit is de NUTTIGE energie
Dit is het ENERGIEVERLIES

Slide 31 - Tekstslide

Energiestroomdiagram
- Energieomzetting
- Wet van behoud van energie
- Nuttige en afval energie

Slide 32 - Tekstslide

energiestroomdiagram
De energieomzetting van een elektromotor.

Slide 33 - Tekstslide

energiestroomdiagram
chemische energie
warmte
bewegings energie
Scooter
De energieomzetting van een rijdende scooter

Slide 34 - Tekstslide

Wet van behoud van energie

Nuttige en niet nuttige energie samen is evenveel als de totaal gebruikte energie.

Energie kun je alleen van de ene soort
in een andere soort omzetten.


30%
70%
100 %
apparaat

Slide 35 - Tekstslide

Energiestroomdiagram van een elektriciteitscentrale
E (gebruikt)
apparaat
niet-nuttige energie
nuttige energie

Slide 36 - Sleepvraag

Wat is de nuttige energie van deze (vorige vraag) energiecentrale?
A
chemische energie
B
elektrische energie
C
warmte
D
straling

Slide 37 - Quizvraag

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
(Mixer)
A
chemische energie
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
elektrische energie

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de nuttige energie van dit apparaat?
(Broodrooster)
A
warmte
B
stralingsenergie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 39 - Quizvraag

Wat is de opgenomen energie van deze windmolen?
(energie die erin gaat)
A
warmte
B
elektrische energie
C
bewegingsenergie
D
chemische energie

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Keuze:         Aan de slag of verlengde instructie
Normtempo. 3.1 energiebronnen en 3.2 verwarmen
3.1.1 Je kunt uitleggen wat een energiebron is.
3.1.2 Je kunt zes energiebronnen beschrijven.
3.1.3 Je kunt kenmerken van energiebronnen benoemen.
3.1.4 Je kunt de ideale energiebron beschrijven.
3.1.5 Je kunt vier kenmerken van de energietransitie benoemen.
3.1.6 Je kunt de zwaarte-energie berekenen. (plusstof)
3.2.1 Je kunt energieomzettingen weergeven in een energiestroomdiagram waarbij de hoeveelheid energie voor en na de omzetting niet verandert.
3.2.2 Je kunt uitleggen dat de toevoer van warmte leidt tot een hogere temperatuur.
3.2.3 Je kunt door de soortelijke warmte te gebruiken berekenen hoeveel energie nodig is om een stof in temperatuur te laten stijgen.
3.2.4 Je kunt het deeltjesmodel toepassen bij het verklaren van verdamping en condensatie. (plusstof)
timer
30:00

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Tekstslide

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Tekstslide

Slide 50 - Tekstslide

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Tekstslide