1 vwo - chapitre 2 - voca E+F - phrases-clés, kloktijden, ontkenningen

PROGRAMME

  • uitleg: kloktijden
  • oefenen
  • uitleg: ontkenningen (?)
PROGRAMME
  • Overhoring voca E+F
  • phrases-clés
  • Ontkenningen
  • Kloktijden
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PROGRAMME

  • uitleg: kloktijden
  • oefenen
  • uitleg: ontkenningen (?)
PROGRAMME
  • Overhoring voca E+F
  • phrases-clés
  • Ontkenningen
  • Kloktijden

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekent:
vraiment?
qu'est-ce qu'il y a?
l'après-midi

Slide 2 - Open vraag

Wat betekent:
Je suis vraiment nul en maths, j'ai un 8 sur 20 de moyenne!

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent:
Je dois raconter le problème à mes parents.

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent:
Aujourd'hui, j'ai un exposé en anglais. Demain, j'ai un contrôle pour les SVT.

Slide 5 - Open vraag

À quelle heure commence la récré?
Attends, je vais regarder l'emploi du temps. La récré commence de dix heures et quart à dix heures et demie.

Slide 6 - Open vraag

Zoek de juiste vertaling van de dagen van de week. 
Sleep blauw naar rood!
maandag
dinsdag
donderdag
woensdag
vrijdag
zaterdag
zondag
vendredi
mercredi
lundi
mardi
jeudi
samedi
dimanche

Slide 7 - Sleepvraag

DE ONTKENNINGEN
Bron H bladzijde 34 van je tekstboek

Slide 8 - Tekstslide

DE ONTKENNINGEN
niet vertaal je naar het Frans met: ne .... pas 

Op de puntjes komt het werkwoord te staan.

Als het werkwoord begint met een klinker, schrijf je n'.

Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

Slide 9 - Tekstslide

NIET/GEEN = NE .... PAS
Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

'ne' komt vòòr het werkwoord.
'pas' komt achter het werkwoord. 

Je cherche mes parents.
Je ne cherche pas mes parents.

Slide 10 - Tekstslide

Welke 2 franse woordjes gebruik je om de ontkenning te maken? Met welke woorden vertaal je: niet/geen?

Slide 11 - Open vraag

Op welke plaats in de zin komen de woordjes 'ne' en 'pas'?
A
voor en na het onderwerp
B
voor en na het lijdend voorwerp
C
voor en na de persoonsvorm

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer schrijf je 'ne' voluit en wanneer schrijf je 'n'?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Je suis en cinquième.
A
Je
B
en cinquième
C
suis

Slide 14 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Je suis en cinquième.
met: ne ..... pas

Slide 15 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu aimes les maths?
A
Tu
B
les maths
C
aimes

Slide 16 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Tu aimes les maths?
met: ne ..... pas

Slide 17 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Nous habitons près de l'école.
A
nous
B
habitons
C
près de l'école

Slide 18 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Nous habitons près de l'école.
met: ne ..... pas

Slide 19 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
C'est pour jeudi.
A
c'
B
est
C
pour
D
jeudi

Slide 20 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
C'est pour jeudi.
met: ne ..... pas

Slide 21 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
J'ai une règle.
A
j'
B
ai
C
une règle

Slide 22 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
J'ai une règle.
met: ne ..... pas
Let op: vervang 'une' door 'de'!

Slide 23 - Open vraag

Het is 9 uur:
Il est neuf heures.

Het is kwart over 9:
Il est neuf heures et quart.

Het is half 9:
Il est huit heures et demie

Het is kwart voor 9:
Il est neuf heures moins le quart

Slide 24 - Tekstslide

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is 12 uur 's nachts.

Slide 25 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart over negen.

Slide 26 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half twee.

Slide 27 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.

Slide 28 - Open vraag

Welke tijd is het vroegst?
A
sept heures et quart
B
sept heures et demie.
C
sept heures moins le quart

Slide 29 - Quizvraag

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
1
2
3
4
5
il est deux heures et quart
il est minuit
il est midi
il est cinq heures et quart
il est deux heures et demie

Slide 30 - Sleepvraag

Ik begrijp de kloktijden.
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide