1 vwo - chapitre 2 - voca A+B, bron I, uitleg ontkenningen

PROGRAMME

  • uitleg: kloktijden
  • oefenen
  • uitleg: ontkenningen (?)
PROGRAMME
  • vocabulaire A+B
  • phrases-clés bron i
  • herhalen kloktijden
  • uitleg ontkenningen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

PROGRAMME

  • uitleg: kloktijden
  • oefenen
  • uitleg: ontkenningen (?)
PROGRAMME
  • vocabulaire A+B
  • phrases-clés bron i
  • herhalen kloktijden
  • uitleg ontkenningen

Slide 1 - Tekstslide

Rappel:

  • Blijf de vocabulaire goed herhalen!
  • Lees de samenvatting achterin je boek regelmatig en goed door.
  • Oefen op quizlet!
  • Begin op tijd met leren!

Slide 2 - Tekstslide

Vocabulaire A + B

Slide 3 - Tekstslide

Wat betekent:
la salle
sévère
la journée

Slide 4 - Open vraag

Wat betekent:
à gauche
à droite
le cours

Slide 5 - Open vraag

PHRASES-CLÉS

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent:
Qu'est-ce que tu fais après l'école?

Slide 7 - Open vraag

Hoe zeg je:
Ik maak huiswerk.

Slide 8 - Open vraag

Wat betekent:
Quelle est ta matière préférée et pourquoi?

Slide 9 - Open vraag

Hoe zeg je:
Dat is biologie, omdat het interessant is.

Slide 10 - Open vraag

Het is 9 uur:
Il est neuf heures.

Het is kwart over 9:
Il est neuf heures et quart.

Het is half 9:
Il est huit heures et demie

Het is kwart voor 9:
Il est neuf heures moins le quart

Slide 11 - Tekstslide

Il est midi et demi.
A
Het is half 1.
B
Het is half 12 's middags.
C
Het is half 12 's nachts.

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is half tien.

Slide 13 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
het is kwart voor zeven.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal de kloktijd in het Frans:
kwart over 12 's middags

Slide 15 - Open vraag

Welke tijd is het vroegst?
A
huit heures et quart
B
dix heures et demie.
C
deux heures moins le quart

Slide 16 - Quizvraag

Zet de tijden van vroeg naar laat:
(sleep blauw over rood)
1
2
3
4
5
il est deux heures et quart
il est minuit
il est midi
il est cinq heures et quart
il est deux heures et demie

Slide 17 - Sleepvraag

Ik begrijp de kloktijden.
A
Oui
B
Non
C
Un peu

Slide 18 - Quizvraag

DE ONTKENNINGEN
Bron H bladzijde 34 van je tekstboek

Slide 19 - Tekstslide

DE ONTKENNINGEN
niet vertaal je naar het Frans met: ne .... pas 

Op de puntjes komt het werkwoord te staan.

Als het werkwoord begint met een klinker, schrijf je n'.

Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

Slide 20 - Tekstslide

NIET/GEEN = NE .... PAS
Bijvoorbeeld: je ne parle pas français = ik spreek geen Frans.

'ne' komt vòòr het werkwoord.
'pas' komt achter het werkwoord. 

Je cherche mes parents.
Je ne cherche pas mes parents.

Slide 21 - Tekstslide

Wat is het werkwoord in deze zin?
Tu parles espagnol.
A
Tu
B
parles
C
espagnol

Slide 22 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Tu parles espagnol.
A
Ne tu pas parles espagnol.
B
Tu ne parles pas espagnol
C
Tu parles n'espagnol pas.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Je cherche mon sac.
A
Je
B
mon sac
C
cherche

Slide 24 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Je cherche mon sac.
met: ne ..... pas

Slide 25 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Elle aime les maths.
A
Elle
B
aime
C
les maths

Slide 26 - Quizvraag

Maak de zin ontkennend:
Elle aime les maths.
met: ne ..... pas

Slide 27 - Open vraag

Wat is het werkwoord in deze zin?
Je suis fort en histoire.
A
je
B
suis
C
fort
D
en histoire

Slide 28 - Quizvraag


Maak de zin ontkennend:
Je suis fort en histoire.

Slide 29 - Open vraag

Slide 30 - Tekstslide