1.7 1BK Grammatica les 1

  • Etui, werkboek en tekst Leesrijk op tafel
  • Ga rustig zitten
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

  • Etui, werkboek en tekst Leesrijk op tafel
  • Ga rustig zitten

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
  • Leesrijk vragen bespreken
  • Start grammatica

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
  • Leesrijk maak de opdrachten van fictie Muziek a t/m e
  • Klaar: Maak de opdrachten van woordenschat a t/m e
  • Start grammatica
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Leerdoelen
In deze paragraaf leer je:
  • de persoonsvorm herkennen

Slide 4 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Leerdoelen vandaag
  • De persoonsvorm herkennen

Slide 5 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
  • De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat altijd één
     persoonsvorm (pv).
  • De persoonsvorm (pv) is altijd een doewoord (werkwoord).
  • De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen). 

Slide 6 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?

  1.  Door de zin vragend te maken. (zo heb je het geleerd op de basisschool)
     De man loopt op straat.    =>  Loopt de man op straat?  = pv is loopt

  2.  Door de tijd van de zin te veranderen.
     De man loopt op straat.    => De man liep op straat.       = pv is loopt/liep

Slide 7 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Je herkent de persoonsvorm zo:
  • het is bijna altijd één woord;
  • het is een vorm van het werkwoord;
  • hij staat in het enkelvoud of in het meervoud (dans – dansen)
  • hij staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) (dans – danste).



Slide 8 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Je herkent de persoonsvorm zo:
  • het is bijna altijd één woord;
  • het is een vorm van het werkwoord;
  • hij staat in het enkelvoud of in het meervoud (dans – dansen)
  • hij staat in de tegenwoordige tijd (tt) of in de verleden tijd (vt) (dans – danste).



Slide 9 - Tekstslide

  • Etui en werkboek op tafel
  • Ga rustig zitten en luister naar het voorlezen.

Slide 10 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
  • De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. In elke zin staat altijd één
     persoonsvorm (pv).
  • De persoonsvorm (pv) is altijd een doewoord (werkwoord).
  • De pv geeft belangrijke informatie over wat er in een zin gebeurt (bijvoorbeeld rennen, springen, lopen, fietsen, willen). 

Slide 11 - Tekstslide

1.7 Grammatica leertekst persoonsvorm (blz. 50)
Hoe vind je de persoonsvorm (pv)?

  1.  Door de zin vragend te maken. (zo heb je het geleerd op de basisschool)
     De man loopt op straat.    =>  Loopt de man op straat?  = pv is loopt

  2.  Door de tijd van de zin te veranderen.
     De man loopt op straat.    => De man liep op straat.       = pv is loopt/liep

Slide 12 - Tekstslide

1.7 Grammatica - zelfstandig werken
  • Maak opdracht 2, 3, 4 en 5 op blz. 50-51
  • Lees ook de leertekst persoonsvorm(pv) goed
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord
De persoonsvorm (pv) is één woord


Slide 14 - Tekstslide

Hoe
Wat is de PV in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
de jongen
B
loopt
C
naar
D
school

Slide 15 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV in de zin:

De fiets valt in de sloot.
A
de fiets
B
valt
C
in
D
de sloot.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Op mijn kamer lees ik dit boek .
A
Op
B
mijn kamer
C
lees
D
ik

Slide 17 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Tijdens de gym kneusde ik gisteren mijn hand.
A
Tijdens
B
gym
C
kneusde
D
ik

Slide 18 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Hij heeft mijn broers geholpen.
A
heeft
B
mijn
C
broer
D
geholpen

Slide 19 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV in de zin:

Waarom leer jij niet voor de toets?
A
waarom
B
leer
C
jij
D
toets

Slide 20 - Quizvraag

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) is een enkelvoud of meervoud


Slide 21 - Tekstslide

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 22 - Quizvraag

Hoe
Wat is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

Hij heeft mijn broers geholpen.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 23 - Quizvraag

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:
 
De fiets valt in de sloot.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 24 - Quizvraag

Hoe
Is de PV enkelvoud of meervoud in de zin:

Bij voetbal verdedigen wij de voorsprong.
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 25 - Quizvraag

1.7 Grammatica
Even oefenen met de persoonsvorm (pv)

De persoonsvorm (pv) staat in de tegenwoordige tijd (tt) of de verleden tijd (vt).


Slide 26 - Tekstslide

Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:

De jongen loopt naar school.
A
tt
B
vt

Slide 27 - Quizvraag

Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:
 
De fiets viel in de sloot.
A
tt
B
vt

Slide 28 - Quizvraag

Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:

Bij voetbal verdedigden wij de voorsprong.
A
tt
B
vt

Slide 29 - Quizvraag

Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:

Hij had mijn vader gevraagd om te helpen.
A
tt
B
vt

Slide 30 - Quizvraag

Hoe
Is de PV, tt of vt in de zin:

Ik wil stoppen met de oefeningen.
A
tt
B
vt

Slide 31 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maak oefening 2 en 4 op blz. 69-70

Slide 32 - Tekstslide