De vele gezichten van het Nederlands

De vele gezichten van het Nederlands
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

De vele gezichten van het Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Kleine opwarmer

Slide 2 - Tekstslide

Het Nederlands is de officiële taal in ... landen.
A
2
B
6
C
4
D
3

Slide 3 - Quizvraag

'Het Nederlands is een officiële taal in 6 landen: België, Nederland, Suriname, Aruba, Sint Maarten en Curaçao.
Op Bonaire, Saba en Sint Eustatius (de BES-eilanden of de voormalige Nederlandse Antillen) is dat ook zo, maar die zijn sinds 2010 ‘bijzondere gemeenten’ van Nederland en dus geen onafhankelijke landen. Dat betekent nog niet dat het Nederlands in al die landen de grootste of meest gesproken taal is.
Het Nederlands is een officiële taal in 6 landen: België, Nederland, Suriname, Aruba, Sint Maarten en Curaçao.
Op Bonaire, Saba en Sint Eustatius (de BES-eilanden of de voormalige Nederlandse Antillen) is dat ook zo, maar die zijn sinds 2010 ‘bijzondere gemeenten’ van Nederland en dus geen onafhankelijke landen. Dat betekent nog niet dat het Nederlands in al die landen de grootste of meest gesproken taal is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Het Nederlands is de moedertaal van ongeveer ... mensen.
A
17 miljoen
B
30 miljoen
C
15 miljoen
D
23 miljoen

Slide 6 - Quizvraag

Welk land heeft als enige officiële taal het Nederlands?
A
Nederland
B
België
C
Suriname
D
Curaçao

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Video

Wat zijn dan de officiële talen van Nederland?

Slide 9 - Open vraag

Het Nederlands en het Fries.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

De taal die gesproken wordt in Zuid-Afrika, is het .... 

Slide 12 - Tekstslide

De taal die gesproken wordt in Zuid-Afrika, is het Afrikaans.

Slide 13 - Tekstslide

Wat is het Afrikaans ten opzichte van het Nederlands?

Slide 14 - Tekstslide

Het Afrikaans is een dochtertaal van het Nederlands. Dat betekent dat de taal afstamt van het Nederlands en er nog steeds nauw mee verwant is, maar ondertussen is uitgegroeid tot een afzonderlijke standaardtaal.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Verschillende soorten Nederlands

Slide 17 - Tekstslide

Een man die zijn achtertuin gaat omspitten, doet dat niet in een duur pak. Hij trekt een tuinbroek en rubberlaarzen aan. Als diezelfde man ‘s avonds een feestelijk diner bijwoont, draagt hij zijn beste pak. En voordat hij onder de wol kruipt, trekt hij een pyjama aan. Dat vinden we vanzelfsprekend: in verschillende situaties draagt een mens nu eenmaal verschillende kleren.
Ook als taalgebruiker gebruikt u verschillende soorten Nederlands. De situatie waarin u zich bevindt, bepaalt mee welke soort taal u gebruikt, wilt gebruiken of verwacht wordt te gebruiken. Je kan met andere woorden kiezen tussen verschillende stijlen of ________________________ 

Slide 18 - Tekstslide

Een man die zijn achtertuin gaat omspitten, doet dat niet in een duur pak. Hij trekt een tuinbroek en rubberlaarzen aan. Als diezelfde man ‘s avonds een feestelijk diner bijwoont, draagt hij zijn beste pak. En voordat hij onder de wol kruipt, trekt hij een pyjama aan. Dat vinden we vanzelfsprekend: in verschillende situaties draagt een mens nu eenmaal verschillende kleren.
Ook als taalgebruiker gebruikt u verschillende soorten Nederlands. De situatie waarin u zich bevindt, bepaalt mee welke soort taal u gebruikt, wilt gebruiken of verwacht wordt te gebruiken. Je kan met andere woorden kiezen tussen verschillende stijlen of register.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe spreek je je vrienden aan? Geef een voorbeeld.

Slide 20 - Tekstslide

Dit noemen we ... taalgebruik.

Slide 21 - Tekstslide

Dit noemen we informeel taalgebruik.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe spreek je de directeur aan? Geef een voorbeeld.

Slide 23 - Tekstslide

Dit noemen we ... taalgebruik.

Slide 24 - Tekstslide

Dit noemen we formeel taalgebruik.

Slide 25 - Tekstslide

Beantwoord de volgende vragen.

Slide 26 - Tekstslide

1. Welke vorm van het Nederlands is algemeen bruikbaar in alle sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de rechtspraak, het onderwijs en de media?

Slide 27 - Open vraag

1. Standaardtaal of Algemeen Nederlands

Slide 28 - Tekstslide

2. Geef een voorbeeld van een bepaalde situatie wanneer men dit soort Nederlands hanteert.

Slide 29 - Open vraag

2. In het journaal, in de klas, tijdens een sollicitatiegesprek...

Slide 30 - Tekstslide

3. Waarom zou je het Algemeen Nederlands hanteren?

Slide 31 - Tekstslide

3. Zodat je verstaanbaar bent voor iedereen.

Slide 32 - Tekstslide

4. Hoe noemen we een lokale vorm van het Nederlands?

Slide 33 - Open vraag

4. Een dialect is een lokale vorm van het Nederlands.

Slide 34 - Tekstslide

5. Geef een voorbeeld van een bepaalde situatie wanneer men dit soort Nederlands hanteert.

Slide 35 - Open vraag

5. Met vrienden, familie, kennissen... uit jouw regio.

Slide 36 - Tekstslide

6. Hoe noemen we het soort Nederlands dat zich tussen het Algemeen Nederlands en een dialect bevindt.

Slide 37 - Open vraag

6. Tussentaal is zowel de nette taal van Vlaamse dialectsprekers die geen standaardtaal kunnen of willen spreken, als de ongedwongen taal van Vlaamse standaardtaalsprekers die in persoonlijker of informeler situaties geen dialect kunnen of willen spreken.

Slide 38 - Tekstslide

7. Geef een voorbeeld van een bepaalde situatie wanneer men dit soort Nederlands hanteert.

Slide 39 - Open vraag

8. Bekijk de figuur. Vul de volgende termen in.
Dialect - formeel - tussentaal - standaardtaal - informeel

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Formeel
Informeel
Standaardtaal
Tussentaal
Dialect

Slide 42 - Tekstslide

9. Verklaar nu waarom je de begrippen op die plaats hebt gezet. 

Slide 43 - Tekstslide

Verticaal: formeel taalgebruik staat bovenaan. Het is de meest prestigieuze variant. Informeel taalgebruik staat onderaan. Het is de minst prestigieuze variant.

Horizontaal: formeel taalgebruik wordt door minder mensen gesproken en kent minder interne variatie (en wordt dus smaller afgebeeld); informeel taalgebruik wordt door meer mensen gesproken en kent meer interne variatie (en wordt dus breder afgebeeld).

Slide 44 - Tekstslide

10. Kijk naar een fragment uit Thuis en beantwoord onderstaande vragen.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

a) Wat vind jij van de aangepaste versie? Werkt een soap zoals Thuis in de standaardtaal?

Slide 47 - Tekstslide

b) Waarom kiezen de programmamakers voor tussentaal, en niet voor standaardtaal?

Slide 48 - Tekstslide

b) We moeten wijzen op de “geloofwaardigheid” van het programma. De personages bevinden zich in informele settings. De kijker zou er geen woord van geloven of zich minder met de personages kunnen identificeren als Simonneke en Frank aan de ontbijttafel een conversatie voeren in het Standaardnederlands. Tussentaal wordt soms ook wel ‘Soapvlaams’ genoemd.

Slide 49 - Tekstslide

c) Waarom wordt de reeks niet in het dialect opgenomen?

Slide 50 - Tekstslide

c) Het programma moet overal in Vlaanderen worden bekeken/begrepen. Een dialect zou een taal promoten die te stereotiep, te regionaal overkomt. Tegenwoordig zijn er ook redelijk wat programma’s in het dialect, denk maar aan Nonkels en Chantal. Die programma’s worden altijd ondertiteld zodat iedereen alles begrijpt. 

Slide 51 - Tekstslide

d) Waarom kunnen personages - zoals dokter, advocaat of notaris - toch in de standaardtaal communiceren?

Slide 52 - Tekstslide

d) Zij bevinden zich buiten de thuissituatie in een formele setting. Ze worden afgebeeld als formele, zakelijke figuren. 

Slide 53 - Tekstslide

Slide 54 - Video