SO 2VWO H3 gs

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Hoe heet het bestuurssysteem van de Franse koning Lodewijk XIV, waarbij hij zich aan niemand hoefde te verantwoorden en iedereen hem moest gehoorzamen zonder vragen te stellen? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Wat was de naam voor de Franse protestanten? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Om zijn macht te tonen nam Lodewijk XIV de volgende beslissing:

1. Hij liet ook de kerken belasting betalen
2. Hij voerde vele oorlogen tegen de edellieden in zijn land
3. Hij liet overal in het land luxe paleizen bouwen
4. Hij bouwde een groot en strak georganiseerd leger op.

In tegenstelling tot de Franse koning moest de Engelse koning zijn macht delen. Met wie moest de koning zijn macht delen? (Tip: het is geen persoon maar een instituut) (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Gebruik de vier antwoorden (A-D) over de tijd van regenten en vorsten.
Geef aan welke TWEE antwoorden juist zijn.

In de Republiek:

1. Bestuurden de Staten-Generaal de steden.
2. Bestuurde de stadhouder de gebieden die op Spanje waren veroverd.
3. Werkten de gewesten samen als er beslissingen over de buitenlandse politiek werden genomen.
4. Werkten de gewesten samen in de Staten-Generaal.

Licht de volgende uitspraak toe.
Uitspraak: Er bestaat een verband tussen de bloeiende economie en de toename van soort schilderijen in de 17e eeuw.

De Staten Generaal nam vaak iemand aan uit de familie Van Oranje om het leger en de vloot te leiden. Welke functie kreeg deze leider dan? Noem de naam van de functie. (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Noteer de uitspraak die het beste het verschil duidelijk maakt tussen godsdienstvrijheid en gewetensvrijheid.

1. Calvinisten hadden wel kerken, maar wilden geen kunst in de kerk.
2. In de Republiek werden boeken gedrukt die in andere landen verboden waren.
3. In de Republiek mochten katholieken hun eigen geloof hebben, maar hun kerk was verboden.
4. In opdracht van de Staten-Generaal werd een nieuwe Bijbelvertaling gemaakt, die de Statenvertaling werd genoemd.

Hugo de Groot schreef in een boek dat de zee niet het bezit is van staten en dat iedereen ongehinderd over alle zeeën moet kunnen reizen.
Leg uit dat de inhoud van dit boek past bij het kenmerkende aspect: het begin van een wereldeconomie.

Welk product vormde het belangrijkste handelswaar binnen Europa voor de Republiek in de Gouden Eeuw? (Het antwoord bestaat uit 1 woord. Vul je antwoord in zonder de lidwoorden de - het of een en schrijf alles in kleine letters)

Gebruik de vier zinnen (a-d). Kies bij a-d oorzaak (O) of gevolg (G)
a De groeiende werkgelegenheid was een oorzaak / gevolg van de bloeiende economie in de Republiek.
b Het bouwen van een grachtengordel in Amsterdam was een oorzaak / gevolg van de bloeiende economie.
c De Tachtigjarige Oorlog was een oorzaak / gevolg van het ontstaan van ideeën zoals oorlogsrecht en volkenrecht.
d Het Engelse verbod op Nederlandse schepen in Engelse havens was een oorzaak / gevolg van drie zeeoorlogen

1. a=O, b=O, c=G, d=G
2. a=O, b=G, c=O, d=G
3. A=G, b=O, c=G, d=O
4. a=G, b=G, c=O, d=O

Gebruik de vier uitspraken(A-D) over het kenmerkend aspect: Het begin van een wereldeconomie. Wat zijn de juiste uitspraken?
Noteer de letters van de twee juiste uitspraken.

1. In Azië deden Nederlanders, Engelsen en Portugezen mee aan slavenhandel en slavernij.
2. De Kaapkolonie (Zuid-Afrika) werd in 1652 gesticht om voedsel te verbouwen voor passerende VOC-schepen.
3. De meeste werknemers bij de VOC waren geestelijken, zodat het christelijk geloof werd verspreid in Azië.
4. Een doel bij het oprichten van compagnieën was het bevorderen van de concurrentie.

Bron 1: Let op! Lees deze bron goed, er volgen twee meerkeuzenvragen - Je kan niet terug naar de bron.

Uit een overeenkomst tussen de VOC en de koning van Cochin

(op Ceylon, 1663)

De koning van Cochin geeft aan de Compagnie de verzekering dat alle peper en wilde kaneel die in zijn rijk groeien, alleen aan de Compagnie geleverd zullen worden en dat al deze waren te Cochin op schepen van de Compagnie geladen zullen worden, zonder dat een ander land daar deel aan kan hebben.

Alle christenen die in Cochin wonen, zullen zich aan de wetten moeten houden die de Compagnie te Cochin uitvaardigt onder het gezag van de gouverneur van Ceylon.

In het land van Cochin zal men geen personen toelaten die de rooms-katholieke godsdienst hebben, behalve met uitdrukkelijke toestemming van de Compagnie.

Naar: J. Demey e.a., Geschiedenis in documenten, Amsterdam 1971

Gebruik bron 1

Noteer de letter van de zin die het beste bij de bron 1 past.
De VOC:

1. gebruikte slaven om te werken op plantages.
2. mocht van de Staten-Generaal alles doen wat goed was voor de handel.
3. verjoeg de Engelsen en Portugezen met geweld uit delen van Azië.
4. voerde de bevolking van sommige eilanden weg of moordde deze uit.

Deze vraag gaat over bron 1.

Welke zinnen zijn een verzinsel?

Let op meerdere antwoorden zijn mogelijk!

1. De christenen in Cochin waren blij met de komst van de VOC.
2. De koning heeft zich aan zijn afspraken met de VOC gehouden.
3. Alle christenen in Cochin moesten zich aan de wetten van de VOC houden.
4. De koning verklaarde dat hij alleen aan de VOC peper zou verkopen.

Bron 2 - Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron. Er volgt 1 meerkeuzevraag over de bron.

Boekwinkels van hugenoten in Amsterdam

Van: Stadsarchief Amsterdam, Collectie Atlas Dreesman

Welke zin past het beste bij bron 2?

1. In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek om economische redenen.
2. In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek vanwege geloofsvervolging.
3. In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek om op VOC-schepen te werken.
4. In de Gouden Eeuw kwamen vluchtelingen naar de Republiek vanwege Jodenhaat.

Bron 3 - Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron. Er volgt 1 open vraag over de bron.

Titel: Antonie van Leeuwenhoek ontdekt kleine waterdiertjes met zijn

microscoop (1674)

Ik nam water uit de Berkelse Plas, een meer hier in de buurt. Toen ik het bekeek, vond ik er een overvloed aan kleine dieren in, waarvan sommige rondvormig waren, andere hadden een ovale vorm. Aan die laatste nam ik onder de microscoop twee poten waar bij het hoofd, en twee kleine vinnen aan het andere eind van hun lichaam. Ik meen dat sommige van die kleine schepsels ongeveer duizendmaal kleiner waren dan die welke ik tot dusver gezien heb in kaaskorst, tarwebloem, schimmel en dergelijke.

Naar: J. Demey e.a., Geschiedenis in documenten, Amsterdam 1971

De vraag is: Leg uit dat de werkwijze van Van Leeuwenhoek past bij de wetenschappelijke revolutie. 

Vul dit antwoord in bij de volgende slide

Gebruik bron 3. Leg uit dat de werkwijze van Van Leeuwenhoek past bij de wetenschappelijke revolutie.

Bron 4: Slaven in Brazilië verwerken suiker onder toezicht van een opzichter. Let op! Bestudeer deze bron nauwkeurig (ook de titel) - Je kan niet terug naar de bron.

Gebruik bron 4.

Leg uit dat deze afbeelding past bij de WIC. Gebruik TWEE argumenten.

Succes!!