Recap unit 3 and 4 year one

Toets Unit 3 + 4
Hey there!
You are about to start a recap test of Unit 3 and 4. It will repeat some of the more important topics of Unit 3 and 4. See how you do and where there is work to be done!
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Unit 3 and 4Middelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toets Unit 3 + 4
Hey there!
You are about to start a recap test of Unit 3 and 4. It will repeat some of the more important topics of Unit 3 and 4. See how you do and where there is work to be done!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

This / That / These/ Those
A
This pencil here looks sharp
B
That pencil here looks sharp
C
These pencil here looks sharp
D
Those pencil here looks sharp

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This / That / These / Those
A
Look at this birds on the roof there!
B
Look at that birds on the roof there!
C
Look at these birds on the roof there!
D
Look at those birds on the roof there!

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik begrijp this, that,
these, those
A
green
B
orange
C
red

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

this, that, these, those

.... bottle over there is empty.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What can you order in a restaurant?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

You enter a restaurant write the dialogue when you order your food ! (5 sentences)

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de volgende woorden :
Worried, scared, handsome, gorgeous,mean

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vertaal de volgende woorden:
boos, grappig, trots, verdrietig, verlegen, verveeld

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vraag je hoe het met iemand gaat?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Je zegt hoe het met je gaat

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Question tags.
She is 35, .............. ?
A
is she
B
isn't she
C
does she
D
doesn't she

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Question tags:
Als de zin [...] is,
dan is de tag [...]
A
bevestigend, bevestigend
B
ontkennend, bevestigend
C
bevestigend, ontkennend
D
ontkennend, ontkennend

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt de question tag?
Pete is sick,............?
A
is he
B
isn't he
C
is Pete
D
isn't Pete

Slide 14 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.

Pete is een naam en die mag niet in de tag voorkomen. Pete is een he.
Wat wordt de question tag?
She was late, _______?
A
was she
B
wasn't she
C
does she
D
doesn't she

Slide 15 - Quizvraag

Het werkwoord in de zin ( gedeelte voor de komma) staat zonder not. Dan moet dit werkwoord in tag met not.
What is the rule with question tags ?

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een verjaardagskaart, 4 zinnen

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

________ at the moment?
A
Is Jeffrey working
B
Does Jeffrey work

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

Look! She ________ him.
A
kisses
B
is kissing

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

He ________ is bed every day.
A
makes
B
is making

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
She always _______ jewellery.
A
are wearing
B
wears
C
is wearing
D
wear

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous:

He never ..... (wear) glasses.
A
wearing
B
wear
C
wears
D
is wearing

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple/ present continuous?
He ........... his homework now.
A
does
B
is doing

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
Julie ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
You usually _________ late.
A
arrive
B
are arriving

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be =
A
hebben
B
zijn
C
doen

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

To be: You _____ (to be)hungry
A
was
B
to be
C
are
D
is

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


To be: ... it going to be a difficult test?
A
am
B
to be
C
are
D
is

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I always like a ... story.
A
good
B
well

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What was New York called before?
A
York
B
New Amsterdam
C
New Paris
D
New London

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

This monument is in New York?
A
B
C
D

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

do you know some words about the weather?

Slide 32 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Which quantifier do you use for COUNTABLE words?
A
Much
B
Many

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Future
...... you ..... me in hospital?
A
will you visit
B
did you visit
C
have you visited
D
shall you visit

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het woord 'future' betekent
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
toekomende tijd

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers
The Earth has __________ water.
timer
0:20
A
many
B
much

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers
I have __________ bottles of water.
timer
0:20
A
many
B
much

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers

There is ..... milk in the bottle
A
a little
B
little
C
few
D
a few

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers
Thank you so _________ for your help.
A
much
B
many
C
little
D
few

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste Quantifier:
I don't have .......... time


A
Much
B
many
C
few

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste Quantifier:

Babies need ____ sleep.
A
a lot of
B
many
C
a little
D
much

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Quantifiers
I have __________ bottles of water.
A
many
B
much
C
a lot of

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I don't have .......... time

(Quantifiers)
A
Much
B
many
C
few

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik snap de Quantifiers
A
Wel
B
Niet

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the right quantifier...

They don't eat ______ meat.
A
much
B
many
C
some
D
any

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

There were only ......... games left in the shop.
(Quantifiers)
A
A few
B
a little
C
a lot of
D
many

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Fergus doesn't have ......... friends.

(Quantifiers)
A
much
B
many
C
a lot of

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies