2.1 PV in de TT en 2.2 PV in de VT

Nederlands
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Grammatica H2 werkwoordspelling


2.1 Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Je spelt de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en de verleden tijd correct.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is ook al weer de
persoonsvorm en/of hoe vind je de PV?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Tegenwoordige tijd

Slide 7 - Tekstslide

werkwoordspelling tegenwoordige tijd
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 8 - Quizvraag

werkwoordspelling
A
hij heeft bediend
B
hij heeft bedient

Slide 9 - Quizvraag

tegenwoordige tijd
Hans (kleden) ...... zich aan.
A
kleed
B
kleedt

Slide 10 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(Worden) ... toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt

Slide 11 - Quizvraag

Hij (downloaden) dat document (t.t.).

A
download
B
downloadt
C
downloadde
D
downloadet

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag
2.1 
Opdracht 1 en 2

KLAAR? 
Maak de extra opdrachten online


timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

2.2 Persoonsvorm in de verleden tijd

Slide 14 - Tekstslide

Bedenk een zin in de verleden tijd die iets zegt over jouw afgelopen week.

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

geef voorbeeld van
een sterk werkwoord

Slide 17 - Woordweb

Sterke en zwakke werkwoorden

Slide 18 - Tekstslide

Zwakke werkwoorden
Wanneer -de(n) of -te(n)? 

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

verleden tijd
Hij (antwoorden) ..... snel.
A
antwoorde
B
antwoordte
C
antwoordde
D
antwoortte

Slide 21 - Quizvraag

Krabben- verleden tijd enkelvoud
A
krabde
B
krabbte
C
krabte
D
krabtde

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van het werkwoord verven?
A
ik verfte
B
ik verfde
C
ik vervde
D
ik vervte

Slide 23 - Quizvraag

Kies de juiste zin in de verleden tijd (verhuizen):
A
Elin verhuiste naar Engeland.
B
Elin verhuizde naar Engeland.
C
Elin verhuisde naar Engeland.
D
Elin verhuistte naar Engeland.

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag
2.2 
Opdracht 1, 2 en 3

KLAAR?
Maak de extra opdrachten online
timer
15:00

Slide 25 - Tekstslide

tot de volgende les

Slide 26 - Tekstslide