Thema 4 Transport Basisstof 3

Thema 4 Transport

Basisstof 1 Transportsystemen
Basisstof 2 Het hart
Basisstof 3 Het bloedvatenstelsel
Basisstof 4 Het bloed
Basisstof 5 Weefselvloeistof & Lymfe
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 4 Transport

Basisstof 1 Transportsystemen
Basisstof 2 Het hart
Basisstof 3 Het bloedvatenstelsel
Basisstof 4 Het bloed
Basisstof 5 Weefselvloeistof & Lymfe

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling 1
Het hart ligt in de borstholte, iets naar links onder het borstbeen en is zo groot als een vuist. Het hart is een holle spier met vier holtes (2 boezems en 2 kamers) die gescheiden zijn door kleppen en de harttussenwand. De kamers en boezems krijgen de naam van de kant waar zij zelf in je lichaam zitten: linker en rechterkant!
Uit het hart komen allerlei bloedvaten en de kransaders & kransslagaders zorgen voor het hart zelf.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling 2
Het hart werkt als volgt: Systole (samentrekking) boezems (hartkleppen geopend, halvemaanvormige kleppen gesloten), systole kamers (hartkleppen gesloten, halvemaanvormige kleppen geopend), hartpauze (hartkleppen geopend, halvemaanvormige kleppen gesloten). 
Samentrekking hartspierweefsel ontstaat door sinusknoop. Snelheid waarmee deze impulsen afgeeft: hartslagfrequentie. Hoeveel bloed weggepompt: slagvolume.

Slide 3 - Tekstslide

Bloedvaten
Er zijn drie typen bloedvaten, welke je in de afbeelding hiernaast en in BINAS 84C2 kunt zien.
Bekijk de video in de volgende slide.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Haarvaten
Aders
Welke kenmerken horen bij welk bloedvat? 
Sleep de juiste woorden naar de bloedvaten.
Slagaders
Kleppen
Hoge bloeddruk
Liggen dieper in het lichaam
De wand is één cellaag dik
De wand is dik, stevig en elastisch
Bloed stroomt van de organen weg naar het hart toe
Voedingsstoffen en zuurstof, maar ook koolstofdioxide en andere afvalstoffen gaan erdoorheen, 

Slide 6 - Sleepvraag

Belangrijke woorden
Slagaders, aders, haarvaten
Poortader
Bloeddruk: bovendruk/onderdruk
Variatie in bloeddruk en stroomsnelheid in de verschillende typen bloedvaten.

Slide 7 - Tekstslide

Basisstof 3 Bloedvaten
In deze basisstof behandelen we de bloedvaten, het bloedvatenstelsel en de bloeddruk/stroomsnelheid.

In je lichaam komen drie typen bloedvaten voor: slagaders, aders en haarvaten. We volgen de weg van het bloed vanaf je hart en starten bij de slagaders.


Slide 8 - Tekstslide

Slagaders (1)
Het hart pompt het bloed in de slagaders (longslagaders en aorta), naar de organen toe
De hartkamers pompen het bloed met kracht weg, daarom is de bloeddruk in slagaders hoog
De slagaders zetten eventjes uit, dit kun je voelen aan de polsslag.

Slide 9 - Tekstslide

Slagaders (2)
De meeste slagaders liggen diep in het lichaam, zodat ze niet zo gauw beschadigd kunnen raken. 

De wand van slagaders is dik, stevig en elastisch. Ze hebben geen kleppen, behalve de halvemaanvormige kleppen aan het begin van de longslagader en aorta.

Slide 10 - Tekstslide

Noem ten minste één plek waar de slagaders NIET diep in je lichaam zitten (waar kun je ze zien/voelen)?

Slide 11 - Open vraag

Haarvaten (1)
In organen vertakken slagaders zich in steeds kleiner wordende bloedvaten, hierbij wordt de wand steeds dunner. 
Wanneer de wand één cellaag dik is, noem je het een haarvat. Haarvaten vormen in een orgaan een haarvatennet.

Slide 12 - Tekstslide

Haarvaten (2)
In de afbeelding zie je rechts in de cirkel (5) een slagader (6), een ader (4) en een haarvatennet (3). 
Links een doorsnede van een haarvat (7), 1 is een cel, 2 de celkern. 

Haarvaten hebben een lage bloeddruk, en door de dunne wand kunnen voedingsstoffen en zuurstof naar de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen neemt een haarvat weer mee.

Slide 13 - Tekstslide

Aders (1)
De haarvaten komen samen in grote bloedvaten: de aders. Door de aders stroomt bloed van de organen weg, terug naar het hart (longader, bovenste onderste holle ader). De wanden zijn dunner en minder elastisch en er is geen hartslag merkbaar. Ze liggen meestal minder diep in je lichaam.

Slide 14 - Tekstslide

Waar kun jij aders goed zien? (Tip: kijk eens bij je vader/moeder.)

Slide 15 - Open vraag

Aders (2)
Veel aders hebben kleppen, vooral die in je armen en benen. Hierdoor kan het bloed maar één kant op: zie de afbeelding hiernaast, het bloed in je benen kan bijvoorbeeld niet meer naar beneden maar moet naar je hart terug! 
(De spieren in je armen en benen helpen de aders leeg te drukken.)

Slide 16 - Tekstslide

Vraag
Hoe kan een rode bloedcel die door de bovenste holle ader stroomt, het snelst in de lever terechtkomen?
Door welke bloedvaten zal deze cel achtereenvolgens stromen? Gebruik BINAS 84A.

Slide 17 - Tekstslide

Bloedsomloop (1)
 Alle bloedvaten die in je lichaam zitten noem je het bloedvatenstelsel. De ader/slagader heeft meestal de naam van het orgaan waar het naartoe gaat of vanaf komt.



Slide 18 - Tekstslide

Bloedsomloop (2)
Rood = zuurstofrijk bloed, blauw = zuurstofarm bloed. Elk orgaan heeft haar slagaders en aders, kijk bijvoorbeeld naar de nierslagader en nierader. 
We behandelen nu de uitzonderingen!

Slide 19 - Tekstslide

Uitzonderingen
Zoals gezegd, zijn slagaders meestal gevuld met zuurstofrijk bloed en aders met zuurstofarm bloed. Er zijn uitzonderingen (zie B&C in het plaatje). We bekijken drie uitzonderingen.
Je kunt beter onthouden dat slagaders van het hart weg gaan en aders naar het hart terug. 

Slide 20 - Tekstslide

Longslagader en longader
In de vorige slide zag je ze al: de longslagader bevat zuurstofarm bloed en dat bloed wordt in de longen zuurstofrijk. Vervolgens komt het vanuit de longader terug in het hart.

In de volgende slide zie je een voorbeeld bij ongeboren baby's.

Slide 21 - Tekstslide

Navelstreng
Dit stukje staat niet in je boek, maar is misschien wel leuk om te weten. 

Een baby ontvangt via de placenta die vastzit in de baarmoeder zuurstof en voedingsstoffen van de moeder via een navelstrengader. Het kindje geeft afvalstoffen zoals koolstofdioxide via twee navelstrengslagaders terug aan de moeder. 

Zie BINAS 84B

Slide 22 - Tekstslide

Zoals je in de afbeelding kan zien, heeft het bloed van het kindje geen direct contact met het bloed van de moeder! Er zit een laagje cellen tussen, waar sommige gifstoffen niet doorheen kunnen.

Slide 23 - Tekstslide

Welke giftige stoffen kunnen het kindje helaas wel bereiken, denk je?

Slide 24 - Open vraag

Poortader (1)
De laatste uitzondering is de poort-ader. Door de poortader stroomt bloed van de dunne darm naar de lever. Het bloed is zuurstofarm maar rijk aan voedingsstoffen die in je dunne darm opgenomen zijn.

De lever slaat een deel van die voedingsstoffen tijdelijk op.

Slide 25 - Tekstslide

Poortader (2)
De lever krijgt zelf zuurstofrijk bloed van de leverslagader, zie het rode bloedvat wat links onderin de lever binnenkomt.

Het bloed stroomt via de leverader weg uit de lever, komt dan in de onderste holle ader terecht en dan in de rechterboezem van het hart.

Slide 26 - Tekstslide

Bloeddruk 1
De druk die het bloed uitoefent op de wand van de bloedvaten. Vnl oorzaak: samentrekken van de hartkamers, vooral de linkerkamer. 

De maximale druk is de bovendruk, de minimale druk tijdens de hartpauze is de onderdruk, zie de afbeelding rechts.

Slide 27 - Tekstslide

Bloeddruk 2
Om de boeddruk te meten, wordt een manchet om de bovenarm gedaan die opgepomt wordt waardoor de armslagader wordt dichtgedrukt en er geen vaatgeruis te horen is. 

Wanneer je wat lucht uit de manchet laat lopen en er vaatgeruis te horen is, is de druk in de manchet gelijk aan de bovendruk. 
Wanneer er geen vaatgeruis meer te horen is, is de druk in de manchet gelijk aan de onderdruk. 

Slide 28 - Tekstslide

Bloeddruk en stroomsnelheid
De afbeelding rechts kun je ook vinden in BINAS 84E1. Tot slot:
1. Er is te zien dat de bloeddruk afneemt tijdens het stromen van het bloed door de slagaders via de haarvaten naar de aders. 
2. Verband stroomsnelheid bloed en totale doorsnede bij de verschillende typen bloedvaten.
3. Stroomsnelheid bloed is het laagst in haarvaten maar de totale doorsnede van dit type is het hoogst.

Slide 29 - Tekstslide

In de afbeelding
is A een:
A
Slagader
B
Ader
C
Haarvat
D
Aorta

Slide 30 - Quizvraag

Welke stoffen gaan door de haarvaten naar de cellen? En welke stoffen van de cellen terug de haarvaten in?

Slide 31 - Open vraag

In de afbeelding
is de poortader aangegeven met nummer:
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 32 - Quizvraag

Sleep de juiste bloedvaten naar de roze vakken.
Poortader
Bovenste holle ader
Leverslagader
Armader
Nierader
Armslagader
Nierslagader
Beenslagader

Slide 33 - Sleepvraag

Is een bloeddruk van 120/80 mm Hg normaal?
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

De stroomsnelheid in ........ is het laagst en de totale doorsnede van ....... is het hoogst.
A
Slagaders
B
Aders
C
Haarvaten

Slide 35 - Quizvraag

Samenvatting 1
Drie typen bloedvaten: slagaders, aders en haarvaten.
Door slagaders stroomt het bloed van het hart weg naar de organen toe. Door aders van je organen naar je hart terug, zij hebben kleppen.
Haarvaten zijn één cellaag dik en hierdoorheen kunnen stoffen van en naar onze cellen gaan.

Slide 36 - Tekstslide

Samenvatting 2
Bijna altijd hebben slagaders en aders de naam van het orgaan waar ze naartoe gaan/vanaf komen. Het bloed uit de wand van een groot deel van het darmkanaal gaat via de poortader naar de lever.
De druk die het bloed uitoefent op de wand van de bloedvaten noem je de bloeddruk, deze wordt onderverdeeld in de bovendruk en onderdruk. In de verschillende typen bloedvaten verschilt de bloeddruk en stroomsnelheid van het bloed.

Slide 37 - Tekstslide

Lezen / Maken:
Lezen: Basisstof 3 blz 26 t/m 33
Maak: Opdracht 28 t/m 42 

Bekijk BINAS 84 C2, E, F
Nog drie filmpjes komen hierna, deze kun je ook bekijken.
Bekijk ook de samenvatting van basisstof 3 (leerdoel 5, 6 en 7) op bladzijde 52 van je tekstboek.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video