a. In welke buis of buizen wordt glucose verbruikt?
b. In welke buis zit na een aantal uren de meeste zuurstof?
c. In welke buis zit na een aantal uren het minste koolstofdioxide?
Wat is het verband tussen verbranding en fotosynthese?
Slide 5 - Tekstslide
voeding en vertering
Slide 6 - Tekstslide
Wat zijn voedingsmiddelen?
Wat is vertering?
Wat zijn enzymen?
Slide 7 - Tekstslide
Welke voedingsstoffen hoeven niet te worden verteerd?
Welke organen passeert een boterham achtereenvolgens voordat de restanten uiteindelijk je lichaam weer verlaten?
Een speler voelt zich wat slapjes tijdens een wedstrijd. Kan een sporter beter even een boterham met kaas eten tijdens een wedstrijd of een sportdrankje met glucose? Leg je antwoord uit.
Slide 8 - Tekstslide
de bloedsomloop
Slide 9 - Tekstslide
Thema 3, basisstof 1: bloed
Uit welke bestanddelen bestaat bloed?
Welke ruimtes bevinden zich in het hart?
Welke soorten bloedvaten heeft een mens?
Slide 10 - Tekstslide
Thema 3, basisstof 1: bloed
Aderkleppen zorgen ervoor dat bloed uit de armen en benen richting het hart stroomt.
Wat zorgt er nog meer voor dat het bloed uit de armen en benen naar het hart stroomt?
Een mug die je steekt, zuigt bloed uit je. Uit welk type bloedvat zal een mug dit doen. Leg je antwoord uit.
Maak een simpele schematische tekening van de bloedsomloop van een mens. Geef aan waar het bloed zuurstofrijk is en waar het bloed zuurstofarm is