Grammar Theme 1: Music Festivals


THEME 1:  MUSIC FESTIVALS
GRAMMAR
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les


THEME 1:  MUSIC FESTIVALS
GRAMMAR

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today is...
with a CAPITAL letter!!!
(HOOFDLETTER!!!)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

MONTHS

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

NUMBERS/COUNTING: cardinals & ordinals
(hoofd- en telwoorden)

Cardinal is counting / ordinal is order!

Cardinal numbers: 1,2,3,4,5 etc.

Ordinal numbers, 1st, 2nd, 3rd, 4th, 5th etc.

Study the spelling! See the chart in your notebook

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Writing dates
woensdag 2 augustus
Wednesday, 2nd of May / 2 May
maandag 23 juli 
Monday, 23rd of July / 23 July, 2023
zaterdag 12 februari
Saturday, 12 February, 2024
dinsdag 3 oktober
Tuesday, 3rd of October, 2021
zondag 8 maart
Sunday, 8 March, 1995

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions
Prepositions zijn voorzetsels. 

Wie weet wat voorzetsels zijn?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of time
- Geeft aan wanneer iets gebeurd
'on': dagen en datums/data
I have a game on Saturday.
In: maanden, jaren, seizoenen en specifieke delen van de dag
I woke up in the afternoon.
At: tijden en feestdagen
I saw my aunt at Christmas.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of time

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place
- Geeft aan waar iets gebeurd

On: openbaar vervoer en iets ligt ergens bovenop
My phone is on the table.
In: plekken in de natuur, landen en als iets ergens in is
He took photos in the cathedral. 
At: specifeke locaties, huisnummers en (namen van) gebouwen
I am at the station.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prepositions of place

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

prepositions of time and place
Now practise!
Choose between in, at, on

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

My birthday is ____ January.
timer
0:20

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My mother has red lipstick _____ her lips.
timer
1:00

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I will meet them there __ 9 o'clock.
timer
0:20

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

My mother is _____ the phone with my aunt.
timer
0:20

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

I will go on holiday _______ three days.
timer
0:20

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Telling Time

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Telling time

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What time is it?
A
It's seven hour.
B
It's seven o'clock.
C
It's seven hours.
D
It's seven clock.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


What time is it?
A
It's a quarter over three.
B
It's a quarter to three.
C
It's a quarter past three.
D
It's a quarter for three.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


What time is it?

A
It is half to eleven.
B
It is half past eleven.
C
It is half past ten.
D
It is ten thirty o'clock.

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What time is it?
A
It's three quarters past 4
B
It's a quarter past half 4
C
It's fifteen minutes to 5
D
It's a quarter to 5

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What time is it?

A
Ten past half nine
B
Twenty past nine
C
Forty past nine
D
Twenty to nine

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What time is it?
A
It's four over eleven.
B
It's five to one.
C
It's four past eleven.
D
It's five past one.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

What time is it?
A
It's 37 over eight.
B
It's seven over half nine.
C
It's 23 to eight.
D
It's 23 to nine.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Am and Pm/ noon midnight
AM = Ante Meridiem = Midnight till midday
PM = Post Meridiem = Midday till Midnight (Pajamas time;-)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Promotional words
* Promotion words are words like amazing, awesome, fabulous and sensational.

* You use them to say something very positive, for example in a TV commercial or advert.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Degrees of comparison
Positive = stellende trap
Comparative = vergrotende trap.
Superlative = overtreffende trap.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

degrees of comparison
There are three degrees of comparison: 
  • adjective (adverb)
  •  comparative  
  • superlative 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rules degrees of comparison
  • Korte woord/ 1 of 2 lettergrepen: + er (than) / (the) + est
  • 1 lettergreep en eindigt met een e ---> + r / + st
  • 1 lettergreep en eindigt met een klinker + medeklinker, verdubbel je die medeklinker. Medeklinker + er / + est
  • 2 lettergrepen en eindigt met een  y ---> i + er / + est 
  • Lange woord/ twee of meerdere lettergrepen: More... (than)/ (the) Most

Slide 35 - Tekstslide

verschillende regels voor verschillende woorden. Schrik maar niet van alle regels, we gaan ze een voor een langs. Deze dia kan je gebruiken om af en toe te spieken tijdens het maken van je opdrachten.  Oke dan gaan we nu op naar de uitleg

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1 syllable (lettergreep)

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2+ syllables/irregular
2
Two,
modern (2)
more modern
most modern
-le, -ow
simple
narrow

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LET'S TRY IT OUT....
Write 10 comparisons
Gebruik de vergrotende EN overtreffende trap

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Compare 2/2+ things with good & bad
good
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad
worse
worst

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple 
  • Wat is de Present Simple?

  • Wanneer gebruik je de Present Simple?

  • Hoe maak je de Present Simple? 

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple



Je gebruikt de Present Simple bij:

  • FEITEN
  • GEWOONTEN
  • REGELMATIGHEDEN



Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple vorm
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple - exceptions
Words ending on an -s sound
I watch -> he watches

Words ending on a consonant + -y
I carry -> he carries

I do and go -> He does and goes


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Present simple: vragen en ontkenningen

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PLURALS

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural (meervoud) rules
1. de meeste woorden: + -s
dog - dogs
bicycle - bicycles
2. woorden die eindigen op een sis-klank (x, ch, s): + -es
box - boxes
match - matches
3. woorden die eindigen met een medeklinker + -o:  + -es
potato - potatoes
tomato - tomatoes
4. woorden die eindigen met een medeklinker + -y:  ->  -ies
city - cities
hobby -hobbies
5. woorden die eindigen op een   -f  of  -fe   ->  -ves
wolf - wolves
knife - knives

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Plural

Eindigen op -f (klank). De -f veranderd in -ves. 

life - lives
leaf - leaves
Plural
Onregelmatig. (leer deze!)
child - children
foot - feet
mouse - mice
sheep - sheep (no change!)
tooth - teeth
man - men
woman - women

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoud (+s)
Sommige woorden zijn altijd geschreven in de meervoud 

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

half past four
a quarter past five
half past five
twenty to eight
ten past ten

Slide 51 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Link

Deze slide heeft geen instructies