No hablo italiano, ¿y tú? Ik spreek geen Italiaans en jij?
Jasper no es de Amsterdam. Jasper komt niet uit Amsterdam.
María y Pedro no tienen 12 años. María en Pedro zijn geen 12 jaar.
Wil je een zin ontkennend maken? Zet dan het woordje no vóór het werkwoord.
Even oefenen met LE p. 17 ej. 8 en 9.