V5 lesvb. 20-12-2022

Bonjour 
Les articles
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour 
Les articles

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Mardi, le 20 décembre 2022
K: Interrogation Vocabulaire A,B et C
K: Répétion: Les articles!
Z: Au travail
Kijk op je werkpad aan welk doel je wilt gaan werken
Taaldoel: Grammatica opdrachten
Verwerkingsopdracht Le petit prince 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toets data
20-12-2022  Idioomtoets Vocabulaire A et B
11-01-2023 Grammatica toets 
12-01-2023 Deadline Verwerkingsopdracht LPP
25-01-2023 Meting Leesvaardigheid 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. L'article défini = bepaald lidwoord
  • La personne est en face de moi. 

  • C'est Paul et le chien.

  • Les enfants vont à l'école. 

=DE of HET in het Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. L'article indéfini= onbepaald lidw
  • J'ai un vélo rouge.

  • Il me donne une rose. 

  • Je mange des fruits.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Masculin ou féminin?
Je weet niet altijd of een woord mannelijk of vrouwelijk is!
MANNELIJK
VROUWELIJK
mannelijke woorden  
eindigen op:

 -ment, -al, -eur, -on

un règlement, un journal, un vendeur, un ballon


vrouwelijke woorden eindigen op:

- té, -sion, -euse, -ette,
- ion

la beauté, la décision, la vedette, la caution

Slide 6 - Tekstslide

Als je vragen hebt, mag je mij altijd een berichtje sturen! 
L'article contracté = het samengetrokken lidwoord

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. L'article contracté = samengetrokken lidwoord

Bij de voorzetsels 'à' en 'de' :


à + le = au
de + le = du
à + la = à la
de + la = de la
à + les = aux
de + les= des

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

L'article partitif= het delend lidwoord
1 Dit lidwoord kennen wij niet in het Nederlands
2 Wij vertalen dit lidwoord NIET in het Nederlands
3 Je gebruikt een delend lidwoord bij een ONBEPAALDE hoeveelheid (je weet niet hoeveel)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je weet NIET hoeveel:




  • Je mange du pain (Ik eet brood)
  • J'achète de la nourriture (Ik koop eten)
  • Je bois de l'eau (Ik drink water)
WE VERTALEN DIT NIET IN HET NEDERLANDS!!
masculin
féminin
voyelle
singulier
du
de la
de l'
pluriel
des
des
des

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Je hebt te maken met een hoeveelheidswoord:




  • Il boit assez d'eau (Hij drinkt genoeg water)
  • J'achète beaucoup de fruits (Ik koop veel fruit)
  • Je mange un peu de salade (Ik eet een beetje sla)

masculin/ féminin/ pluriel
voyelle
singulier
de
d'
pluriel
de
d'

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. L'article partitif= delend lidwoord
Na een ONTKENNING veranderen onbepaalde (un,une of des) en delende lidwoorden (du, de la, de l' en des) in 
DE of D'

Je ne mange pas de viande (Ik eet geen vlees)
  • Moi, je ne mange plus d'asperges.  (Ik eet geen asperges  meer)
  • Behalve na être: Ce n'est pas de la viande. (Dat is geen vlees)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Altijd le, la, l' of les 
Na de werkwoorden aimer, préférer, détester, adorer, supporter en haïr
gebruik je ALTIJD een bepaald lidwoord, óók na een ontkenning.

J'adore le chocolat (Ik ben dol op chocolade).
Fleur n'aime pas le vin. (Fleur houdt niet van wijn). 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



'Heb je de kaas gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
Let op!
A
Tu as mangé du fromage ?
B
Tu as mangé le fromage ?

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Heb je kaas gekocht?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as acheté du fromage ?
B
Tu as acheté le fromage?

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


'Ik ben dol op kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
J'adore le fromage.
B
J'adore du fromage.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik heb veel kaas gegeten.'
Kies de juiste vertaling

A
J'ai mangé beaucoup du fromage.
B
J'ai mangé beaucoup de fromage.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik koop aarbeien'

Kies de juist vertaling.
A
J'achète des fraises.
B
J'achète de fraises.
C
J'achète les fraises.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Ik koop een kilo aarbeien'

Kies de juist vertaling.
A
J'achète un kilo des fraises.
B
J'achète un kilo de fraises.
C
J'achète les fraises.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



'Er zijn geen aardbeien meer.'
Kies de juiste vertaling.
A
Il n'y a plus de fraises.
B
Il n'y a plus des fraises.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


'Ik houd niet van aardbeien'
A
Je n'aime pas des fraises.
B
Je n'aime pas de fraises.
C
Je n'aime pas les fraises.

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies