4.5 Woorden, 4.7 Grammatica

- H4.5 Woorden: herhalen (10min)
- Zelfstandig oefenen (5min)
- H4.7: Grammatica: aantekening (15min)
- Oefenen (10min)
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 45 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- H4.5 Woorden: herhalen (10min)
- Zelfstandig oefenen (5min)
- H4.7: Grammatica: aantekening (15min)
- Oefenen (10min)

Slide 1 - Tekstslide

Dictee
  • Neem je schrift of een vel papier.
  • Noteer de vier woorden. Let op de juiste spelling.

  1.  
  2.  
  3.  
  4.  

Slide 2 - Tekstslide

Dictee
  • Neem je schrift of een vel papier.
  • Noteer de vier woorden. Let op de juiste spelling.

  1. circuit
  2. prefereren
  3. triomfantelijk
  4. sarcastisch

Slide 3 - Tekstslide

Woordbetekenis
  • Schrijf de betekenis op van de volgende vier woorden:

  1. chronisch
  2. nauwgezet
  3. prefereren
  4. tegenstribbelen

Slide 4 - Tekstslide

Woordbetekenis
  • Schrijf de betekenis op van de volgende vier woorden:

  1. chronisch                = langdurig, voortdurend
  2. nauwgezet              = heel precies, nauwkeurig, zorgvuldig
  3. prefereren               = de voorkeur geven aan
  4. tegenstribbelen   = een beetje verzetten, tegenstand bieden

Slide 5 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'agente'?
A. lente                                     C. rente
B. echtgenote                       D. gemeente

Slide 6 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'agente'?
A. lente                                     C. rente
B. echtgenote                       D. gemeente

Slide 7 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'koelkast'?
A. fietssleutel                        C. kleinkind
B. ijskast                                  D. lerares

Slide 8 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'koelkast'?
A. fietssleutel                        C. kleinkind
B. ijskast                                  D. lerares

Slide 9 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Geef van de woorden hieronder aan wat ze zijn:
afleiding / samenstelling / geen afleiding en geen samenstelling
A. brugklasser
B. Groninger
C. oefening

Slide 10 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Geef van de woorden hieronder aan wat ze zijn:
afleiding / samenstelling / geen afleiding en geen samenstelling
A. brugklasser           = samenstelling
B. Groninger               = afleiding
C. oefening                 = afleiding

Slide 11 - Tekstslide

- H4.5 Woorden: herhalen (10min)
- Zelfstandig oefenen (5min)
- H4.7: Grammatica: aantekening (15min)
- Oefenen (10min)

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig oefenen: woordenlijst, blz. 39
(1) Dictee
    A dicteert vier woorden. B noteert ze. (Let op de goede spelling!)
    Corrigeer.
    Wissel.

(2) Woordbetekenis
    A noemt een woord. B legt uit wat het woord betekent.
   Corrigeer.
   Wissel.
timer
5:00

Slide 13 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Ga naar blz. 51, opdr. 1a:

Slide 14 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Ga naar blz. 51, opdr. 1a:
Noteer de woordsoort onder de woorden.

Wie kent die vlogger uit dat grappige filmpje met die gadgets?
___  _____ ___ ________ ___ ___ __________ _______ ____ ___ _________

Slide 15 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Aanwijzend voornaamwoord (av)
...wijs iets of iemand aan.

Voorbeeld:
deze keer, die leerling, dit boek, dat huis

Woorden als: deze, dit, die, dat, zulke, dergelijke, zo'n


Maak aantekeningen!

Slide 16 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Hoe kun je een aanwijzend voornaamwoord (av) gebruiken?

(1) bijvoeglijk:    het av staat voor een zelfstandig naamwoord

     de-woorden: deze of die                     het-woorden: dit of dat   
     voorbeeld:                                                  voorbeeld:
     deze vrouw, die taart                            dit boek, dat broodje

Slide 17 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Hoe kun je een aanwijzend voornaamwoord (av) gebruiken?

(2) zelfstandig:     er hoort geen zelfstandig naamwoord bij.
                                      Ze verwijzen naar iets wat eerder is gezegd.
Voorbeeld:
     Mooie sneakers, die wil ik hebben!
     Dat was leuk!
    

Slide 18 - Tekstslide

Oefenen
1)   blz. 53, opdr. 3 (klassikaal)

2)   blz. 53, opdr. 4 abc (alleen, stil)
       bespreken (klassikaal)


    

timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Oefenen
1)   blz. 53, opdr. 3 (klassikaal)

2)   blz. 53, opdr. 4 abc (alleen, stil)
       bespreken (klassikaal)

3) Huiswerk: blz. 51, opdr. 1: c, d, e, f


    

Slide 20 - Tekstslide

- Huiswerk bespreken (5 min)
- Woordsoorten oefenen (10 min)
- NIEUW: Vragend voornaamwoord: uitleg (5 min)
- Oefenen (15 min)

Slide 21 - Tekstslide

Dictee
  • Neem je schrift of een vel papier.
  • Noteer de vier woorden. Let op de juiste spelling.

  1.  
  2.  
  3.  
  4.  

Slide 22 - Tekstslide

Dictee
  • Neem je schrift of een vel papier.
  • Noteer de vier woorden. Let op de juiste spelling.

  1. extreem
  2. merkwaardig
  3. geroutineerd
  4. recent

Slide 23 - Tekstslide

Woordbetekenis
  • Schrijf de betekenis op van de volgende vier woorden:

  1. circuit
  2. ontmoedigen
  3. merkwaardig
  4. vintage

Slide 24 - Tekstslide

Woordbetekenis
  • Schrijf de betekenis op van de volgende vier woorden:

  1. circuit                    = kring, rondlopende baan, parcours
  2. ontmoedigen    = de moed ontnemen, demotiveren
  3. merkwaardig     = eigenaardig, vreemd
  4. vintage                 = tweedehands en weer in de mode

Slide 25 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'mopperaar'?
A. Antwerpenaar                 C. gevaar
B. leraar                                   D. heggenschaar

Slide 26 - Tekstslide

Woordvorming
  • Schrijf het goede antwoord op:

Welk woord is volgens hetzelfde principe gevormd als 'mopperaar'?
A. Antwerpenaar                 C. gevaar
B. leraar                                   D. heggenschaar

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk
Talent boek B, blz. 53, opdr. 4

Aanwijzende voornaamwoorden:
  • Wat zijn aanwijzende voornaamwoorden? Leg uit.
  • Geef één voorbeeld.


Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Oefenen
Ga naar blz. 51.
Maak opdr. 1: b, c, d, e, f.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Vragend voornaamwoord (vrv)
... vraagt naar een persoon of ding.

Woorden als: wie, wat, welke, wat voor (een)

Voorbeeld:
Wie wil er nog een ijsje? Welke leerling? Wat voor een ijsje wil je?

Slide 32 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
(1) wie en wat:

     Wie wil er nog een ijsje?
     Weet jij wat we moeten leren voor wiskunde?


Slide 33 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
(1) wie en wat:

     Wie wil er nog een ijsje?
     Weet jij wat we moeten leren voor wiskunde?

Wie en wat kunnen zonder andere woorden een zinsdeel zijn.

Slide 34 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
(2) welk(e) en wat voor (een):   

     Welke artiest vind jij tof?
     Kun je even doorgeven wat voor (een) pizza je wilt?


Slide 35 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
(2) welk(e) en wat voor (een):   

     Welke artiest vind jij tof?
     Kun je even doorgeven wat voor (een) pizza je wilt?

Welke en wat voor (een) horen meestal bij een zelfstandig naamwoord.

Slide 36 - Tekstslide

H4.7: Grammatica
Let op!
Een vragend voornaamwoord verwijst altijd naar iets of iemand.

Hoe en waarom: zijn géén vragende voornaamwoorden!

Slide 37 - Tekstslide


WELKOM!

- Lezen
- NIEUW: Vragend voornaamwoord: uitleg
- Vragend voornaamwoord: oefenen

Slide 38 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 39 - Tekstslide

Vragend voornaamwoord
  • Ga naar blz. 54.
    We lezen samen de leertekst 'Vragend voornaamwoord'.

  • We maken samen de tekst (opdr. 7).

Slide 40 - Tekstslide

Oefenen
  • Ga naar blz. 55.
      Maak opdr. 8. Je mag in tweetallen werken.


Slide 41 - Tekstslide

Oefenen
  • Ga naar blz. 55.
      Maak opdr. 8. Je mag in tweetallen werken.

  • Ga naar blz. 55-56.
      We maken samen opdr. 10.


Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Slide 44 - Tekstslide

Oefenen
Ga naar blz. 56.
We maken samen opdr. 11, zin c:

Wat gaat onze huishoudproducten deze zware tijd

doorslepen?, dachten ze.

Slide 45 - Tekstslide