14.4 Impulsgeleiding

14.4  impulsgeleiding
  
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

14.4  impulsgeleiding
  

Slide 1 - Tekstslide

Impulsen na adequate 
prikkels
Waar ontstaan impulsen?

Slide 2 - Tekstslide

Impulsen
Een impuls is een soort elektrische stroom door een zenuwcel.
Een impuls is een tijdelijke wijziging van het potentiaalverschil (ladingverschil) tussen de buitenkant en de binnenkant van de zenuwcel. 
Hij begint ergens (dendriet of cellichaam) en verspreidt zich over het hele membraan van de zenuwcel richting de uiteinden van het axon.


Slide 3 - Tekstslide

Lange afstanden
Op de plek van de myeline kunnen er geen ionen in of uit de cel. Er bevinden zich geen Na+/K+-pompen of Na+ en K+ poorten.
Op de plek van de insnoering van Ranvier kan dit wél.
Hierdoor 'springt' de impuls van insnoering naar insnoering. Dit is nóg sneller.
Dit heet saltatoire impulsgeleiding = sprongsgewijze geleiding.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Tekstslide

In een experimentele opstelling wordt een neuron gestimuleerd. Dit gebeurt in het axon, ter hoogte van een knoop van Ranvier, waardoor een actiepotentiaal ontstaat.
In welke richting zal deze actiepotentiaal zich voortplanten?
A
weg van het cellichaam
B
naar het cellichaam toe
C
naar beide zijden

Slide 7 - Quizvraag

Bij een mens wordt een actiepotentiaal langs een zenuwceluitloper P met een myelineschede voortgeleid. Eenzelfde actiepotentiaal wordt bij een bepaald dier langs een even dikke zenuwceluitloper Q
zonder myelineschede voortgeleid.
Is de snelheid waarmee de actiepotentiaal langs zenuwceluitloper P wordt voortgeleid lager dan, gelijk aan of hoger
dan die langs zenuwceluitloper Q of is dit niet te bepalen?
A
Lager
B
Hoger
C
Gelijk
D
Niet te bepalen

Slide 8 - Quizvraag

Rustpotentiaal
Bij een zenuwcel in rust is het
verschil in lading tussen de
buitenkant van de cel en de
binnenkant -70mV.
De binnenkant van de cel is 
negatief geladen ten opzichte
van de buitenkant.



Slide 9 - Tekstslide

Rustpotentiaal - Na+-K+-pomp
BINAS 88E
Continu worden 3 
Nanaar buiten en
2 K+naar binnen 
gepompt. 
Kost energie (ATP)

Slide 10 - Tekstslide

Hoe ontstaat de rustpotentiaal van een smaakzintuigcel?
A
Door de natriumpoorten en de kaliumpoorten
B
Door de calciumpoorten
C
Door de transmitterstof
D
Door de natrium-kalium-pompen

Slide 11 - Quizvraag

Na+ en K+ poorten
De membraanpotentiaal kan veranderen door het openen en sluiten van Na+ en K+ poorten (passief).
Na+ poorten kunnen openen als gevolg van:
  • een chemische prikkel (neurotransmitter in synaps)
  • een elektrische prikkel (poorten ernaast gaat open)
  • een mechanische prikkel (tastzintuig)

Slide 12 - Tekstslide

Actiepotentiaal (88F)

Slide 13 - Tekstslide

1 Rustfase

Slide 14 - Tekstslide

2 Prikkel -> depolarisatie
Prikkel zwak:
kleine depolarisatie en herstel naar rustpotentiaal

Slide 15 - Tekstslide

2 Drempelwaarde
Prikkel sterk genoeg:
Membraanpotentiaal naar -50mV: 
actiepotentiaal

Slide 16 - Tekstslide

3 Actiepotentiaal
Alle Na+ poorten gaan open, cascade

Slide 17 - Tekstslide

4 Repolarisatie
Bij 30 mV sluiten de Na+ poorten en openen de K+ poorten

Slide 18 - Tekstslide

5 Hyperpolarisatie
K+ poorten reageren iets te traag bij bereiken rustpotentiaal

Slide 19 - Tekstslide

Tijdens de repolarisatie wordt het membraanpotentiaal...
A
positiever
B
negatiever

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Een actiepotentiaal ontstaat door de instroom van (1) waardoor er meer (2) binnen de cel komen en (3) nog niet direct naar buiten stroomt ontstaat er een elektrische ladingsverandering op de zenuwcel.
Welke antwoord geeft de juiste invulling voor de nummers?
A
1. K+ 2. neg deeltjes 3. Na+
B
1. K+ 2. pos deeltjes 3. Na+
C
1. Na+ 2. neg deeltjes 3. K+
D
1. Na+ 2. pos deeltjes 3. K+

Slide 22 - Quizvraag

Prikkelsterkte
De actiepotentiaal is altijd even sterk. Sterkere prikkel: hogere frequentie van actiepotentialen.

Slide 23 - Tekstslide

Een actiepotentiaal wordt gevolgd door een absoluut refractaire periode, waarin geen nieuwe actiepotentiaal mogelijk is in het desbetreffende neuron.
Wat is een van de oorzaken voor dit oponthoud?
A
Het duurt enige tijd voordat de energie voor een actiepotentiaal geleverd kan worden.
B
Het duurt enige tijd voordat de natrium/kaliumpomp kan gaan werken.
C
Het duurt enige tijd voordat de ionenverdeling voldoende is hersteld.
D
geen van deze oorzaken

Slide 24 - Quizvraag

Heb je het idee dat je nu beter begrijpt hoe impulsgeleiding via zenuwen werkt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll