Grammatica 2 - Het onderwerp

Het onderwerp in een zin.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Het onderwerp in een zin.

Slide 1 - Tekstslide

Instructie
Werk de slides 1 voor 1 door. Ja, je moet alles, bekijken, lezen, doen en maken.
Als je meer dan 1 antwoord moet geven, zet de antwoorden dan onder elkaar.

  • Theorie
  • Oefening
  • Uitdaging
  • Reflectie



Slide 2 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer met de persoonsvorm?
Welke 3 manieren zijn er om deze te vinden?
Welke manier gebruik jij?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Onderwerp vinden
Het onderwerp in de zin vind je door een vraag je maken met:
Wie + pv
Het antwoord = het onderwerp 

Jan fietst vandaag naar school.
Fietst  = pv
Wie fietst?  = Jan = Ow                                 
Wil je liever persoonlijk uitleg?
Loop dan even naar mijn bureau. Ik leg je het graag uit.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin
(schrijf de antwoorden onder elkaar en begin met de persoonsvorm):

Bij Zorg & Welzijn kan je veel leren in de praktijk.

Slide 6 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin
(schrijf de antwoorden onder elkaar en begin met de persoonsvorm):

Om die reden ga je ook twee weken op stage.

Slide 7 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin
(schrijf de antwoorden onder elkaar en begin met de persoonsvorm):

Je gaat stage lopen in de derde en in het examenjaar.

Slide 8 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin
(schrijf de antwoorden onder elkaar en begin met de persoonsvorm):

Iedereen moet dan een eigen stageplaats zoeken.

Slide 9 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in onderstaande zin
(schrijf de antwoorden onder elkaar en begin met de persoonsvorm):

Zo kunnen de leerlingen Zorg & Welzijn een beeld van het vak vormen.

Slide 10 - Open vraag

Onderwerp vinden in een samengestelde zin
Het onderwerp in de zin vind je door een vraag je maken met:
Wie + pv
Het antwoord = het onderwerp 
Dit doe je voor elke persoonsvorm als het een samengestelde zin is.
Jan fietst vandaag naar school.
Jan fietst vandaag naar school, maar morgen neemt hij de bus.
Fietst = pv1                                                                  neemt = pv2
Wie fietst?       = Jan = Ow1                                    wie neemt?   = hij = Ow2
Wil je liever persoonlijk uitleg?
Loop dan even naar mijn bureau. Ik leg je het graag uit.

Slide 11 - Tekstslide

Werkboek
Ga naar bladzijde 40 en maak opdracht 2,
Maak daarna opdracht 4 op bladzijde 41.

Als je klaar bent, loop bij mij langs en ik kijk het voor je na.

Slide 12 - Tekstslide

Tekstboek
Ga naar bladzijde 32 en maak opdracht 11.



Slide 13 - Tekstslide

Tekstboek - antwoorden
1. lachte - meneer De Bruin
2. hoestten - mensen
3. grenst - Italië
4. grinnikte - jij
5. controleren - politieagenten

Slide 14 - Tekstslide

Tekstboek
Ga naar bladzijde 106 en maak opdracht 5.



Slide 15 - Tekstslide

Tekstboek - antwoorden
Persoonsvormen / Onderwerpen:

1. spijbelde, ging / Esmee, Duurke
2. weet, wil / ik, ik
3. krijgt, heeft / Eric, hij
4. eten, geeft / de meeste leerlingen, de conciërge
5. was, wilde / de deelnemer, hij
6. moet, zijn / de scheidsrechter, de spelers
7. was, had / Roanne, ze
8. leverde, heeft / de inbraak, de winkelier

Slide 16 - Tekstslide

Tekstboek
Ga naar bladzijde 106 en maak opdracht 6.



Slide 17 - Tekstslide

Tekstboek - antwoorden
Persoonsvormen / Onderwerpen:

1. klom, gooide / de poes, hij
2. is, moet / Pasccalle Hofman, zij
3. wordt, stort / Het vervallen kasteel, het gebouw
4. gaat, rent / Ahmed, hij
5. werkt, bedient / de kok, de serveerster
6. hoopte, zou / Joris, zijn vader


Slide 18 - Tekstslide

Hoe is het gegaan?
Hoeveel fouten heb je gemaakt in de opdrachten?
Waar kan ik jou bij helpen?

Slide 19 - Open vraag

Je bent klaar met dit onderdeel

Lekker bezig!!

Het volgende onderdeel is:
Grammatica 3 - Spelling van persoonsvorm

Slide 20 - Tekstslide