De D-leerlingen mogen de vragen met daarboven ‘D-vraag’ overslaan. Als je er één maakt dan moet je ze allemaal maken. Ze worden dan ook meegenomen in de eindscore.
Je kunt geen lessen bekijken in LessonUp
Ik kan zien wat je doet op je Chromebook
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
PW brugklas HV H5
Lees de vraag goed door
De D-leerlingen mogen de vragen met daarboven ‘D-vraag’ overslaan. Als je er één maakt dan moet je ze allemaal maken. Ze worden dan ook meegenomen in de eindscore.
Je kunt geen lessen bekijken in LessonUp
Ik kan zien wat je doet op je Chromebook
Slide 1 - Tekstslide
Welk type samenleving is er in Europa ontstaan na het jaar 1000? Leg je antwoord uit met een economische verandering die hierbij past.
Slide 2 - Open vraag
Wat is de meest logische volgorde?
A
Bevolkingsgroei – landbouwoverschotten – ontstaan van markten – ontstaan van steden.
B
Ontstaan van steden – landbouwoverschotten – ontstaan van markten – voedseloverschotten.
C
Landbouwoverschotten – bevolkingsgroei – ontstaan van markten – ontstaan van steden.
D
Ontstaan van markten – bevolkingsgroei – landbouwoverschotten – ontstaan van steden.
Slide 3 - Quizvraag
Tijdens de late middeleeuwen ontstonden in Europa diverse handelsnetwerken. Noem twee verschillende voordelen van het lidmaatschap van de Hanze.
Slide 4 - Open vraag
D-VRAAG! In de steden leefden de burgers in vrijheid. De ambachtslieden hielden zich bezig met het uitoefenen van een beroep, ze verenigden zich in een gilde.
Sommige historici zeggen dat de gilden de vrijheden van ambachtslieden beperkten. Leg dit uit met behulp van een voorbeeld.
Slide 5 - Open vraag
Waaruit blijkt dat godsdienst erg belangrijk was in de middeleeuwen?
Slide 6 - Open vraag
Welk economisch nadeel van de gilden kan je uit de bron halen?
Slide 7 - Open vraag
Welk sociaal nadeel van de gilden kan je uit de bron halen?
Slide 8 - Open vraag
Ook de Romeinen kenden al een soort gilde. Noem twee belangrijke verschillen tussen de Romeinse ‘collegia’ en een middeleeuws gilde.
Slide 9 - Open vraag
D-VRAAG! Stadsrechten hadden voor de steden in de late middeleeuwen positieve gevolgen en voor de adel negatieve gevolgen. Leg dit uit.
Slide 10 - Open vraag
In de steden kwamen nieuwe beroepen, zo kwamen er onder andere geldwisselaars. Bewering: ‘Toen steden stadsrechten kregen was het noodzakelijk dat er geldwisselaars kwamen.’ Leg uit dat de bewering klopt.
Slide 11 - Open vraag
In een middeleeuwse stad had je andere sociale lagen dan op het platteland. Noteer de onderstaande sociale lagen in de juiste volgorde van hoog naar laag.
Arme arbeiders – kooplieden en gildemeesters – bedelaars en daklozen – winkeliers en ambachtslieden.
Slide 12 - Open vraag
Voorzitter van de rechtbank
Vrije inwoners van een stad
Rechters
Burgers met het recht om zichzelf te verdedigen
Schepenen
Schutterij
Schout
Burgerij
Slide 13 - Sleepvraag
Laat aan de hand van twee verschillende voorbeelden zien dat de mensen in de middeleeuwen het leven na de dood belangrijker vonden dan het leven op aarde.
Slide 14 - Open vraag
Leg uit waarom vorsten in de middeleeuwen liever bisschoppen gebruikten als leenmannen dan edelen.
Slide 15 - Open vraag
Welk kenmerk past bij een centraal bestuur?
A
De vorst erkent dat elk gebied verschillende wetten en regels heeft.
B
De vorst verovert zoveel mogelijk gebieden vanuit één centrale plaats.
C
De vorst probeert overal in zijn rijk dezelfde belastingen te heffen.
D
De vorst reist rond om overal in zijn rijk recht te spreken
Slide 16 - Quizvraag
De vorsten profiteerden van de rijkdom van de steden. De vorsten gebruikten de belastingen om hun machtspositie te verstevigen.
Leg uit waar de vorsten het geld aan uitgaven en waarom dat zorgde voor een vergroting van hun macht.