herhalen thema 13 hormonen

herhalen thema 13 hormonen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhalen thema 13 hormonen

Slide 1 - Tekstslide

hormonen
= signaalstof
endocriene klier
sturen naar doelwitorganen


Slide 2 - Tekstslide

hypothalamus en hypofyse
via hypothalamus ontvangt hypofyse signalen over het lichaam.

hypofyse stuurt andere hormoonklieren aan.

neurohypofyse- zenuwuiteinden in hypofyse
adenohypofyse- klierweefsel

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Signaalstoffen in weefsels
Bij beschadigingen herstelt de huid doordat weefselcellen groeifactoren afgeven die buurcellen met een juiste receptor tot deling stimuleren. Er treedt een cascade aan reacties op die leidt tot activering van genen voor de productie van eiwitten die nodig zijn voor het G1 -controlepunt in de celcyclus. Dat maakt DNA-synthese en celdeling mogelijk.

Slide 6 - Tekstslide

Peptidehormonen
Hormonen ) die de het celmembraan niet makkelijk passeren (hydrofiel en polair), binden aan eigen receptoren op de celmembraan. 
vergroot doorlaatbaarheid membraan

Slide 7 - Tekstslide

Steroïdhormonen
Steroïdhormonen zijn hydrofoob en apolair en bewegen makkelijk langs het celmembraan van fosfolipiden.
 
In het grondplasma van de cel vormt het hormoon met een eiwitreceptor een hormoon-receptor-complex. 

Slide 8 - Tekstslide

Tyrosinehormonen
Hormonen gemaakt van het aminozuur tyrosine, zijn ook hydrofoob. 

Bereiken doelwitcellen op twee manieren: 
- net als steroïdhormonen d.m.v. binding aan een eiwitreceptor in het grondplasma (geldt bijv. voor thyroxine)
- net als peptidehormonen d.m.v. binding aan receptoren in het celmembraan (geldt voor adrenaline)

Slide 9 - Tekstslide

Botweefsel
In botweefsel zit veel calcium  opgeslagen. 

Je lichaam probeert de concentratie calcium in het bloed gelijk te houden (tussen 2.1 en 2.55 mmol/L) 


Bij een tekort (onder 2.1 mmol/L) wordt er calcium gehaald uit botten. Hierdoor ontstaat osteaporose
Ca2+
Ca2+
veel
weinig

Slide 10 - Tekstslide

Antagonisten
Concentratie Ca2+ te hoog
Schildklier maakt calcitonine aan.
--> Stimuleert opname Ca2+ in botten
--> Nieren minder Ca2+ terug aan bloed

Concentratie Ca2+ te laag
Bijschildklieren (4x) maakt PTH aan.
--> Stimuleert afgifte Ca2+ in botten
--> Nieren meer resorptie Ca2+ aan bloed
--> Darmen nemen meer Ca2+ op

Slide 11 - Tekstslide

Botvorming
1. Osteoclasten breken botweefsel af door afscheiden van zuren. (Calcium komt vrij)
2. Osteoblasten in het botvlies vormen nieuw botweefsel om zich heen en bouwen zichzelf in
3. Ingebouwde osteoblasten worden osteocyten

Botweefsel wordt dus continu ververst om het weefsel gezond te houden.

Slide 12 - Tekstslide

eilandjes van langerhans

Slide 13 - Tekstslide

Geactiveerde adrenalinereceptoren van spiercellen veroorzaken een cascade aan reacties waardoor enzymen het opgeslagen glycogeen afbreken tot glucose: energie voor spieractiviteiten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

TSH-regelkring

Slide 16 - Tekstslide

ADH

Slide 17 - Tekstslide

honger
ghreline hormoon aangemaakt door de maag stimuleert het eetcentrum.
insuline, leptine en verzadingscentrum remmen het eetcentrum, waardoor je een verzadigd gevoel krijgt.

Slide 18 - Tekstslide

epo

Slide 19 - Tekstslide


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag

Leg uit waarom er meer urine ontstaat als je een liter bier drinkt, dan wanneer je een liter alcoholvrij bier drinkt.

Slide 22 - Open vraag


Slide 23 - Open vraag

Slide 24 - Link