combinatieles schrijven H 1,2 en 3

Schrijfplan (H 1)
  1. Oriënteren: vraag je af wat voor soort tekst je gaat schrijven. 
  2. Voorbereiden: verzamel de informatie die je nodig hebt voor je tekst en bepaal in welke volgorde je de informatie verwerkt. 
  3. Uitvoeren: schrijf een eerste versie van je tekst. 
  4. Kijk je tekst na en verbeter de eventuele fouten. 
  5. Herschrijven: schrijf een tweede versie van je tekst. 

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Schrijfplan (H 1)
  1. Oriënteren: vraag je af wat voor soort tekst je gaat schrijven. 
  2. Voorbereiden: verzamel de informatie die je nodig hebt voor je tekst en bepaal in welke volgorde je de informatie verwerkt. 
  3. Uitvoeren: schrijf een eerste versie van je tekst. 
  4. Kijk je tekst na en verbeter de eventuele fouten. 
  5. Herschrijven: schrijf een tweede versie van je tekst. 

Slide 1 - Tekstslide

Informatie verzamelen (H 1)
Bij stap 2 van je schrijfplan ga je informatie verzamelen voor je tekst. Een manier om dat te doen is gebruik te maken van de 5W- 1H vragen:
Wie
Wat
Waarom
Waar
Wanneer
Hoe

Vul achter de vragen kort je antwoorden in. Die werk je uit als je de tekst gaat schrijven. 

Slide 2 - Tekstslide

Doelen schrijven H 2:
*Je kent de opbouw van een tekst:
-inleiding
-kern
-slot

*Je kunt een verslag schrijven.
*Je kunt op een goede manier een binnenkomer gebruiken. 

*Je kunt een goede titel voor je verslag bedenken.
*Je kunt in je verslag goede zinnen maken die niet te lang zijn.

Slide 3 - Tekstslide

Doelen schrijven H 3
  • Je kunt een zakelijke brief schrijven. 
  • Bij het schrijven van die brief kun je de theorie van hoofdstuk 1, 2 en 3 toepassen. 

Slide 4 - Tekstslide

Schrijven H 3
Voor de zakelijke brief gelden een aantal afspraken, ofwel briefconventies. (zie blz. 117)
Deel je brief in in : inleiding-kern-slot.
Pas formeel en informeel taalgebruik op de juiste manier toe. 

Slide 5 - Tekstslide

Opbouw tekst
Bij de inleiding noem je het onderwerp en trek je de aandacht van de lezer.
In de kern beschrijf je de deelonderwerpen.
Het slot zorgt voor de afronding van de tekst. 

Slide 6 - Tekstslide

Tips
  • Je inleiding moet uitnodigen om verder te lezen: Je moet een binnenkomer gebruiken. Dat is een opvallend begin. 
  • Met de titel probeer je de aandacht te trekken. Bedenk dus een goede titel 
  • Varieeer met je woordkeus: maak gebruik van synomiemen. 
  • Maak gebruik van signaalwoorden
  • Maak gebruik van verwijswoorden.
  • Maak je zinnen niet te lang, zet wat vaker een punt. 

Slide 7 - Tekstslide

Wanneer schrijf je een zakelijke brief?
  • Sollicitatie
  • Klacht
  • Verzoek
  • Vraag
  • Bedankbrief
  • Factuur of herinnering
  • Gelegenheid


Slide 8 - Tekstslide

Zakelijke brief: indeling.
  • Geadresseerde
  • Plaats, datum
  • Aanhef
  • Inhoud brief: inleiding, kern, slot
  • Afsluiting
  • Handtekening
  • Gegevens afzender

Slide 9 - Tekstslide

Voor je gaat schrijven

Ga eens rustig zitten en denk goed na over hetgeen je wil bereiken met je brief.

  1. Wat wil je zeggen/vragen
  2. Aan wie richt je je brief
  3. Wat wil je bereiken met je brief
  4. Wat verwacht je als reactie op je brief


Slide 10 - Tekstslide

0

Slide 11 - Video

Opdrachten
Hoofdstuk 1:
schrijftaak opdr. 8, 9, 10
Hoofdstuk 2:
Opdr. 4, 5,
Hoofdstuk 3:
maak opdr. 11, 12 en 13 van de schrijftaak. 
(als het nodig is maak je als voorbereiding een aantal opdrachten van opdr. 1 t/m 10: wat is nodig voor jou!)

Slide 12 - Tekstslide