Werken in de winkel

NT2: Werken in de Verkoop




Woordenschat bij Vakleer Verkoop

NT2: werken in de winkel
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

NT2: Werken in de Verkoop




Woordenschat bij Vakleer Verkoop

NT2: werken in de winkel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke winkels vind jij leuk?

Slide 2 - Woordweb

Vraag aan klas: welke winkels vind je leuk? 
Vervolgvraag A: zou je daar ook willen werken? Waarom wel/niet?
Vervolgvraag B: wat voor soort winkel is dat? --> bij welke branche hoort die winkel?
De NT2-les van vandaag hoort bij de woordenschat van
Vakleer Verkoop, opdracht 9a Werken in de winkel.
Woorden van deze les:

  • Branche; alle 11 verschillende branches
  • Servicegericht
  • Klantvriendelijkheid

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende branches
Een branche is een
verzameling van winkels die ongeveer dezelfde producten verkopen.

In totaal zijn er 11 branches in de detailhandel.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11 branches
  1. Retailsector
  2. Ambulante handel
  3. Consumentenelektronica
  4. Educatie & Vrije tijd
  5. Foodspeciaalzaken
  6. Huis & Tuin
  7. Kleding, Schoen & Sport
  8. Levensmiddelenzaken
9.  Persoonlijke      
      verzorging
10. Warenhuizen
11.  Woninginrichting

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Retailsector
Een ander woord voor retail is detailhandel.
Detailhandel betekent: fysieke goederen verkopen die gebruikt kunnen worden door klanten.

Met fysieke goederen wordt bedoeld: producten die je kan zien en aanraken, zoals kleding, eten of een computer. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Ambulante handel
Verkoper bij een marktkraam.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Consumentenelektronica
Winkels waar je televisies, computers, camera's of telefoons worden verkocht.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

4. Educatie & Vrije tijd
Boekhandels, fietswinkels, muziekwinkels, speelgoedwinkels, tabakszaken.

 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Foodspeciaalzaken
Dit zijn geen supermarkten!
Bij een foodspeciaalzaak kan je maar één soort product kopen.
Bijvoorbeeld: 
- Bakker = brood
- Slager = vlees
- Slijterij = drank
- Snoepwinkel = snoep

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Huis & Tuin
Hierbij horen bijvoorbeeld bloemenzaken, tuinwinkels, bouwmarkten (Gamma of Karwei), dierenspeciaalzaak

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

7. Kleding, Schoen & Sport
Hier gaat het om kleding voor dames, heren, kinderen, maar ook winkels waar ze tassen en koffers verkopen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

8. Levensmiddelenzaken
Supermarkten en tankstations

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

9. Persoonlijke Verzorging
Waar je shampoo, zeep, make-up, parfum, haarproducten en dat soort dingen kan kopen.
Bijvoorbeeld een Etos, Kruidvat, Douglas of Ici Paris

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

10. Warenhuizen
Vaak een grote winkel met meerdere verdiepingen. Een warenhuis heeft een breed assortiment. De bekendste warenhuizen in Nederland zijn HEMA en de Bijenkorf.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Woninginrichting
Winkels in de woninginrichting verkopen producten voor in jouw huis, zoals meubels, lampen, keukens, badkamers, vloeren, kasten en bedden.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Servicegericht en klantvriendelijk
Als je klantvriendelijk bent, dan houd je rekening met de klant. Je past je aan aan de behoeftes en gevoelens van de klant.

Servicegericht is net iets anders dan klantvriendelijk. Je probeert de klant zo goed mogelijk te helpen met het aankopen van een product. Je luistert goed en stelt vragen naar wat de klant precies zoekt. Je probeert goed advies te geven.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: gatentekst
Vul de woorden op de juiste plek in. Er zitten ook woorden van les 1 en les 2 in. Lees rustig en maak de opdracht individueel.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check in duo's
Lees jouw tekst voor aan de ander. De ander moet goed luisteren en opletten. Zit er ergens een foutje of heeft jouw partner alles goed? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies