H6 Spelling

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Start spelling H6
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek.

Verder vandaag:
Start spelling H6

Slide 1 - Tekstslide

Even terug naar H5
PV in samengestelde zinnen.

Hoe zat het ook alweer?

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 1 op bladzijde 156 bespreken we klassikaal. 

Eerst: controle

Slide 3 - Tekstslide

Start Spelling H6
Wanneer schrijven we iets l o s en wanneer schrijven we ietsaanelkaar?

Slide 4 - Tekstslide

Los of aaneenschrijven?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

H6 Spelling
Aan elkaar of los

Slide 11 - Tekstslide

Doel

Je kunt bepalen of je woorden los of aan elkaar moet schrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
We hebben het over samenstellingen, dus: een woord dat is opgebouwd uit twee of meer woorden die ieder zelfstandig kunnen voorkomen.
Bijvoorbeeld: politieacademie, koffiezetapparaat en viersterrenhotel.

Waarom schrijven we samenstellingen aan elkaar?
 Omdat de woorden samen een nieuw woord vormen met een nieuwe 
 betekenis.


Slide 16 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
Zoals je gezien hebt op de vorige twee slides kan een spatie het verschil maken in betekenis. 
- rode wijnglazen --> wijnglazen die rood zijn. 
- rodewijnglazen --> glazen met rode wijn erin. 

Wanneer schrijf je samenstellingen (twee/meer woorden die je aan elkaar plakt) nou aan elkaar of los? --> volgende dia's!

Slide 17 - Tekstslide

Aan elkaar:
1. Samenstellingen van twee of drie woorden: schoolvakantie.
2. Getallen met honderd en duizend: drieduizend, zeshonderd. 
3. Veel samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken. 
4. Veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord als tweede deel: stomverbaasd, veeleisend. 
5. Er, hier, daar, waar + voorzetsel: hieraan, waarvoor, daartegenover.

Slide 18 - Tekstslide

Los: 
1. Getallen met miljoen of miljard: vijf miljoen, zes miljard.
2. Combinatie van twee voorzetsels als daarna een lidwoord of zelfstandig naamwoord komt: ik zit graag achter op de fiets.
--> voorzetsels zijn hier dus 'achter' en 'op' 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak alle opdrachten van Spelling H6 - Aan elkaar of los
op bladzijde 184 en 185. 



Slide 20 - Tekstslide