Period 1: lesson 3 Table top items - adjectives + adverbs

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's goals
You are going to learn about different table top items.

You know what the difference is between an adjective and an adverb.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Table top items: what's it called?
1
2
3
4
5
6
7

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Table top items: what's it called?
8
9
10
12
13
14
11

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. napkin   
2. utensils     
3. placemat       
4. tablecloth 
5. flatware      
6. glass
7. shaker     
            
8. straw
9. tongs   
10. fondue fork     
11. linen   
12. spoon/knife/fork
13. crab cracker
14. lobster pick
How many did you have correct?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

The parts of speech
zelfstandig naamwoord
persoonlijk voornaamw.
bijvoeglijk naamwoord 
werkwoord
bijwoord
voorzetsel
voegwoord
tussenwerpsel
Lidwoorden worden gezien als onderdeel van bijvoeglijk naamwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

TIP: 
https://nl.wikihow.com/Engelse-zinnen-ontleden

articles are actually a type of determiner (adjective) because of this it is not included in parts of speech.

WAT
HOE

Slide 8 - Tekstslide

Spiekbriefje voor bij de volgende opdracht.
Deze flashcard kan groot op het bord wanneer de studenten werken aan de opdracht.

Adjectives & adverbs
Gebruik:
  • om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord
She is playing an easy game.


Adjective = bijvoeglijk naamwoord
Press the red button.


Her two sisters wore beautiful clothes.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
Gebruik:   1. om iets te zeggen over een werkwoord
She sings beautifully.


Adverb = bijwoord
Beyonce is an incredibly beautiful singer.



Jack went home really quickly.


2. om iets te zeggen over een bijvoeglijk naamwoord
3. om iets te zeggen over een ander bijwoord

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
Je maakt een adverb door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord
te zetten.
beautiful   >   beautifully
 careful   >   carefully
 nice   >   nicely
 dangerous   >   dangerously
 safe   >   safely

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
LET OP!!
  • medelinker + y   >   -y wordt -ily
Spelling verandert als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:
terrible  >  terribly           possible  >  possibly
  • -le  >  wordt -ly
angry  >  angrily       easy  >  easily
  • -ic   >   komt -ally achter
fantastic  >  fantastically       optimistic  >  optimistically

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
LET OP!!
to be,  to seem,  to feel,  to look,  to smell,  to sound
Na de volgende werkwoorden gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord:
Dinner tasted delicious.


My teacher is kind.


The graphics look beautiful.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
Uit je hoofd leren:
Onregelmatige vorm / dezelfde vorm
She's a good dancer.
He's a fast skater.
The long road.
You were late for class.
We learned a hard lesson.




She's dances well.  
He skates fast.
It took long to get there.
He arrived late for class.
We looked hard at the answers.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives & adverbs
Adjectives

Adverbs
  • bijvoeglijk naamwoord
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord




  • bijwoord
  • zegt iets over een:
       -  werkwoord
       -  bijvoeglijk naamwoord
       -  ander bijwoord
  • eindigt meestal op -ly

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Describe yourself
Try to use alliteration:

naturally nifty Nynke
adverb-adjective-noun

Write down: then share!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen
WIE
DOET
WAT
WAAR
WANNEER

Slide 17 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Word order
In pairs
Now add an adjective to this sentence.

I eat delicious grass in the beautiful fields every day.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Word order
In pairs
Now add an adverb to this sentence.

I eat extremely delicious grass in the enormously beautiful fields every day.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Describe your week
Incorporate words from unit:
Chefs: Tools 1/2/3
Others: breakfast service/at the bar/utensils

Use adjectives and adverbs!

Slide 20 - Tekstslide

Hand out copies units 4/5/6 cooking
units 10/11/13 hotels & catering
Exit

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies