3hv - L5 P1 - 1e naamval en tijdsbepalingen

   Deutsch!    

3hv
Les 5 P1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

   Deutsch!    

3hv
Les 5 P1

Slide 1 - Tekstslide

Studienführer
Voorbereiding voor les 5:
maken: Schritt 37


Verwerkingsopdrachten na les 5:
maken: Schritt 39

dus....

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele
Schritt 39 - hören:
je kunt gesprekken in het Duts begrijpen (A2)

Grammatik:
1e en 4e naamval (uitbreiding).

Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung
naamvallen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we de 1e naamval? Voor welke functie?

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Het naamwoordelijk deel van het gezegde is ....
A
werkwoorden die in de 1ste naamval staan
B
een zinsdeel dat bij het onderwerp hoort

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Welk persoonlijk vnw staat in de 1ste naamval?
A
ihm
B
mich
C
ihr
D
Ihnen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Welk persoonlijk vnw staat in de 1ste naamval?
A
euch
B
mir
C
ihm
D
er

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Elke man is lui.
... Mann ist faul.
A
Jede
B
Jeder
C
Jedes
D
Jeden

Slide 17 - Quizvraag

Welk kind heeft dyslexie?
... Kind hat Dyslexie?
A
Welch
B
Welches
C
Welche
D
Welchem

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Wo ist (zijn) ..... Tasche?
A
sein
B
seine
C
seiner
D
seines

Slide 20 - Quizvraag

Wo habt ihr ... (jullie) Sachen?
A
euer
B
eure

Slide 21 - Quizvraag

Es gibt hier ... (geen) Spinnen!

Slide 22 - Open vraag

In Bern befindet sich ... (een) Bärenpark (m).
A
ein
B
eine
C
einer
D
einen

Slide 23 - Quizvraag

... (het) Bärenpark (m) ist eine Attraktion.
A
Ein
B
Der
C
Die
D
Das

Slide 24 - Quizvraag

Der Bärenpark (m) ist ... (het) Symbol (o) von Bern.
A
der
B
den
C
die
D
das

Slide 25 - Quizvraag

... (Dit) Park (m) ist ... ein idealer Platz zum Spielen und Klettern.
A
Der
B
Dieser
C
Jener
D
Dieses

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Jeden Tag (m)...
kijk goed naar het schema. Welke naamval moet dit zijn?

Slide 29 - Open vraag

Nieuwe regel:

Tijdsbepalingen ZONDER voorzetsel 

4e naamval

Slide 30 - Tekstslide

Oude regel:

Tijdsbepalingen  zijn vaak mannelijke woorden

Slide 31 - Tekstslide

elke maand
A
jeder Monat
B
jedes Monat
C
jedem Monat
D
jeden Monat

Slide 32 - Quizvraag

vorige herfst
A
letzter Herbst
B
letztes Herbst
C
letzte Herbst
D
letzten Herbst

Slide 33 - Quizvraag

deze zomer
A
dieser Sommer
B
diesem Sommer
C
diesen Sommer
D
diese Sommer

Slide 34 - Quizvraag

welke ochtend?
A
Welche Vormittag?
B
Welchen Vormittag?
C
Welchem Vormittag?
D
Welcher Vormittag?

Slide 35 - Quizvraag