Unit 4 if-sentences

if-sentences
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

if-sentences

Slide 1 - Tekstslide

Goal today
 introduction to if-sentences


Slide 2 - Tekstslide

Theme 4: Grammar 12 (If-Sentences)

Slide 3 - Tekstslide

If-Sentences = "Als ... , dan ..."
Gebruik je voor drie dingen: 
         - Feiten: "Als je hier op drukt, dan gaat het licht aan."
         - Bijna zeker dat het gaat gebeuren: "Als het niet regent,
           dan gaan we voetballen."
         - Bijna zeker niet gaat gebeuren: "Als ik een miljoen win, 
            dan koop ik een kasteel."

Slide 4 - Tekstslide

1. Feiten
"If you press this switch, the light goes on."
           pr. simple                                   pr. simple
"Water boils if you heat it to 100 degrees."
           pr. simple     pr. simple

Gebruik twee keer de present simple (werkwoord of 
werkwoord + s bij he/she/it). 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

2. Bijna zeker gebeuren
"If it rains, we will bring an umbrella."
     pr. simple    will + ww 
"I will send him a card, if you give me the address."
   will + ww                                   pr. simple  

Gebruik de present simple voor de voorwaarde (if ...) en 
will + werkwoord voor het gevolg. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

3. Bijna zeker niet gebeuren
"If I had more money, I would buy a car."
  past simple                    would + ww 
"John would go on holiday, if he received a higher salary."
          would + ww                               past simple

Gebruik je de past simple (ww+ed / 2e rijtje) voor de voorwaarde (if ...) en would + werkwoord voor het gevolg. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

1. If you ______ (give) me a hand, we will finish this today."
A
gives
B
give
C
will give
D
gave

Slide 11 - Quizvraag

2. "If I had more money, I ______ (buy) a beautiful house."
A
will buy
B
bought
C
buy
D
would buy

Slide 12 - Quizvraag

3. "If I have the time, I ______ (give) you a call."
A
give
B
gave
C
will give
D
would give

Slide 13 - Quizvraag

4. "If I ______ (get) more pocket money, I would buy a new phone."
A
got
B
will get
C
would get
D
get

Slide 14 - Quizvraag

5. "If you press this button, the elevator ______ (come) up."
A
will come
B
would come
C
comes
D
came

Slide 15 - Quizvraag

6. "If I study enough, I ______ (get) a 10 on my English test."
A
get
B
got
C
would get
D
will get

Slide 16 - Quizvraag

7. "If my parents ______ (be) rich, I would get more presents."
A
are
B
were
C
will be
D
would be

Slide 17 - Quizvraag

8. "Water ______ (freeze) if it reaches below 0 degrees."
A
freezes
B
froze
C
will freeze
D
would freeze

Slide 18 - Quizvraag

9. "If I ______ (win) 10 million euros, I would buy a mansion or huge castle."
A
won
B
would win
C
will win
D
win

Slide 19 - Quizvraag

10. "If milk is left oustide a fridge, it ______ (spoil) sooner."
A
will spoil
B
would spoil
C
spoils
D
spoil

Slide 20 - Quizvraag

To Do:
- workbook 19, 20, 22, 23
- Slim stampen grammar 11

Slide 21 - Tekstslide