De docent legt de studenten een vraag of opdracht voor en zij moeten in twee- of drietallen in korte tijd tot antwoorden of oplossingen komen. Studenten krijgen gelegenheid in twee- of drietallen de aangeboden stof te verwerken of toe te passen.
De docent gee" studenten een vraag of opdracht die zij moeten beantwoorden of oplossen. Het kan een uitdagende stelling zijn, een meerkeuzevraag, een berekening die moet worden gemaakt of een kleine casus met vragen als: Wat is hier aan de hand? Wat zou jij nu doen? Wat is een mogelijke oorzaak? Studenten krijgen eerst een paar minuten om het probleem individueel te overdenken. Dan volgt de discussie in twee- of drietallen (gedurende vijf tot tien minuten). De docent
inventariseert plenair enkele antwoorden of oplossingen die studenten gegenereerd hebben. Ten slotte geeft de docent een korte, evaluerende nabespreking.
Geef elk groepje een woord in het geheim en laat ze allerlei omschrijvingen verzinnen zodat de klas moet raden welk woord het is, dat het groepje beschrijft. Kies van te voren woorden die je uit kan delen met verschillende betekenissen, zodat je zelf weet wat het woord betekent.
NOTA, declaratieformulier, reiskosten, belastingdienst, onderneming, voorraad, spookfactuur, leverancier, debiteur, crediteur, Kamer van Koophandel, NAW gegevens, contant