Interactief voorlezen

Interactief voorlezen
OA
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg & WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Interactief voorlezen
OA

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • De student kan uitleggen waarom interactief voorlezen belangrijk is.
  • De student weet wat kenmerkend is bij interactief voorlezen.
  • De student kan interactief een verhaaltje voorlezen en hierbij rekening houden met de kenmerken van voorlezen en de zes interactie vaardigheden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ga met elkaar kort in gesprek:
  • Wat weet ik nog over de 1e les over voorlezen? Welke tips zijn je bijgebleven?
  • Hoe vaak per week lees jij voor op stage?
  • Hoe reageren de kindjes op jou als je voorleest?
  • Wat vind jijzelf van voorlezen?


Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt voorlezen aantrekkelijk?
  • Bedenk in tweetallen 4 tips waarvan jullie vinden dat ze belangrijk zijn bij voorlezen.
    Schrijf deze op.

  • Wat maakt voorlezen aantrekkelijk voor 
    kinderen? 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is interactief voorlezen?
Interactief voorlezen is een manier van voorlezen waarbij je actief de interactie aangaat met het kind. In plaats van alleen het verhaal voor te lezen, moedig je het kind aan om mee te denken, vragen te stellen en actief deel te nemen aan het verhaal. Dit bevordert de taalontwikkeling, luistervaardigheid en het begrip van het kind.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk? 
Actieve deelname aan leeservaring
Draagt bij de taalontwikkeling (woordenschat, zinsontwikkeling en tekstbegrip).
Vergroten communicatie
Stimuleren leesplezier

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kenmerkend interactief voorlezen: vooraf, tijdens en na het voorlezen
- Voorafgaand aan het voorlezen: Je stelt vragen in het kader van boekoriëntatie of verhaalbegrip, zoals wijzend op de voorkant: ”Waar denk je dat het verhaal over gaat?”.


- Tijdens het voorlezen: je stelt bijvoorbeeld voorspellende of projecterende vragen (“Hoe zou hij zich voelen?”, “Hoe zal hij het oplossen?”, “Wat is er nu aan de hand?”). Daarnaast kan worden ingegaan op de relatie tussen tekst en illustraties of op de betekenis van onbekende woorden.

- Na het voorlezen: de kinderen praten met elkaar en met jou over de inhoud van het boek, de personages, het thema, verhaalopbouw, enzovoort.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zes interactievaardigheden
  1. Sensitieve responsiviteit​
  2. Respect voor de autonomie van het kind ​
  3. Structureren en grenzen stellen​
  4. Praten en uitleggen​
  5. Interacties tussen kinderen stimuleren​
  6. Ontwikkelingsstimulering

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Sensitieve responsiviteit: Gevoelig zijn (‘sensitief’) voor de signalen die het kind afgeeft, door goed te kijken naar het kind en te proberen te begrijpen wat het bedoelt. En hier dan op de juiste manier op reageren (responsief)​
Voorbeeld: Emoties die je waarneemt bij het kind, verwoorden, zoals angst of verdriet. Zo voelt het kind zich begrepen en gesteund.
2. Respect voor autonomie:
Kinderen zelf dingen laten ontdekken en keuzes laten maken (autonoom).​
De inbreng (ideeën) van kinderen waarderen en stimuleren.​
Kinderen zelf oplossingen laten bedenken voor problemen en ze dit uit laten proberen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Structuren en grenzen stellen
Structuur geeft kinderen houvast, zekerheid en veiligheid.​
Een vaste dagindeling waar je niet teveel van afwijkt.​
Regels en grenzen die vrijwel altijd gelden op de groep. Consequent en respectvol.​
Vaste plekken om te spelen met bepaald materiaal, een terugkomende opbouw bij het doen van activiteiten.
4. Praten en uitleggen​
Rekening houden met het taal-, en begripsniveau van de kinderen (niet te moeilijk, niet te makkelijk, zone van de naaste ontwikkeling)​
Er is een verschil tussen mét de kinderen praten of tégen de kinderen praten. Geef kinderen de ruimte om inbreng te hebben in de gesprekken.​
Praat over wat we die dag gaan doen op de groep, over de interesses van de kinderen, over de handelingen die je uitvoert, etc.​

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

5. Interacties tussen kinderen stimuleren:
Positieve interacties tussen kinderen bevorderen en aanmoedigen, bijvoorbeeld wanneer kinderen fijn samen spelen of wanneer je hoort dat ze elkaar een compliment geven.​
Bemiddelen bij negatieve interacties tussen kinderen. De kinderen ondersteunen bij het oplossen van conflicten en hierbij de situatie en de gevoelens van de kinderen benoemen.
6. Ontwikkelingsstimulering
Activiteiten doen, de interesse wekken bij de kinderen, praten over wat kinderen interessant vinden.​
Rekening houden met het ontwikkelingstempo van het kind. 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pak pen en papier... schrijf mee:
Welke kenmerken / interactievaardigheden zie je terug in het filmpje? Hoe precies?

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat deed de juf?
(klassikaal beantwoorden)

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zag je aan de reacties van de kinderen?
(klassikaal beantwoorden)

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is volgens jou het grote verschil tussen 'gewoon' voorlezen en interactief voorlezen?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht: 
Je gaat met je groepje aan de slag met het oefenen voor straks. Jullie letten hierbij op onderstaande punten en geven hier na het voorlezen feedback op
  • Mimiek (gezichtsuitdrukking) en oogcontact
  • Lichaamstaal (armen bewegen, voorover/achterover zitten)
  • Articulatie (Duidelijke uitspraak)
  • Stem (hard/zacht - afwisseling - toonhoogte)
  • Tempo (snel/langzaam - afwisseling)
  • Interactie met de luisteraars (dit zijn de overige groepsleden)






Slide 18 - Tekstslide

Feedbackkaartjes liggen in kluisje Judith
terugblik doel
  • De student kan uitleggen waarom interactief voorlezen belangrijk is.
  • De student weet wat kenmerkend is bij interactief voorlezen.
  • De student kan interactief een verhaaltje voorlezen en hierbij rekening houden met de kenmerken van voorlezen en de zes interactie vaardigheden

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

REST VAN DE LES:
  • BEREID JE VOOR OP JE VERTELTAFEL & GA MET ELKAAR MEE TIJDENS HET VOORLEZEN (PER GROEPJE).
  • Klaar? besteed de rest van je tijd aan oefentoetsen 2B/2C, herkansing 2A of opdrachten van Hilly! 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies