DNA en genetisch modificeren:
1. Je kent het proces van DNA naar eiwit (transcriptie -> splicing -> translatie -> vouwing) en kunt deze kennis toepassen in een context
2. Je kent de volgende DNA technieken en kunt hun nut en toepassing toelichten:
- DNA Sequencing
- Kloneren (Plasmide toevoegen aan bacteriën)
- CRISPR-CAS
- Knock-out genes
Orgaanfuncties en orgaanstelsels:
3. Je kunt de warmteregulatie in organismen beschrijven
4. Je kunt de functie van hemoglobine uitleggen aan de hand van hoe zuurstofverzadiging van hemoglobine is geregeld.
Evolutie:
5. Je kunt het proces van evolutie uitleggen aan de hand van de volgende begrippen:
- Genetische variatie
- Natuurlijke selectie
- Fitness
6. Je kunt fylogenetische stambomen (cladogrammen) interpreteren