Hst 2_elasticiteiten les 2_2324_V4

Hst 2_elasticiteiten les 2_2324_V4
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hst 2_elasticiteiten les 2_2324_V4

Slide 1 - Tekstslide

Agenda les
  • Uitleg nieuwe studieplanner en toetsen
  • Korte herhaling prijselasticiteit van de vraag (par 2.1) en kruislingse prijselasticiteit van de vraag (par 2.2)
  • Huiswerk bespreken vanaf opdracht 2.5
  • Opdrachten maken + bespreken
  • afsluiten les
  • huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Studieplanner en toetsen
  • Studieplanner wordt aangepast
  • voortgangstoets blijft wel Vraag en aanbod hst 1 en 2 maar dus niet volgende week. Waarschijnlijk week erna (nog vaststellen met andere docent)
  • Toets toetsweek is Vraag en aanbod hst 1 t/m 3 (dus niet 4 zoals in PTA staat). Hst 4 Vraag en aanbod gaan we in 3e periode behandelen.

Slide 3 - Tekstslide

2.2 Prijselasticiteit (=Ev)
Zie ook uitlegvideo op volgende slide
Ezelsbruggetje
q= quantity en p= prijs

Slide 4 - Tekstslide

Voor extra uitleg zie einde les uitlegfilmpje

Slide 5 - Tekstslide

Gaat dus om RELATIEVE verandering = procentuele verandering 
Als prijs STIJGT met 10% en elasticiteit is -2 dan DAALT de afzet = hoeveelheid met 20%. Negatief verband prijs en afzet.

Slide 6 - Tekstslide

2.2 kruislingse prijselasticiteit (=Ek)
Zie ook uitleg video op volgende slide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

2.5 c t/m e
  • c. Bij prijs van € 100 was Ev= -1,7. Dit is absoluut groter dan 1 dus elastische vraag.
  • d. Omzet=prijs x afzet. 
    Als de prijs daalt met 10% stijgt de vraag met 17%. Dus omzet stijgt.
  • e. Als de prijs stijgt me 10% daalt de vraag met 17%. Dus omzet daalt.

Slide 9 - Tekstslide

2.5 f en g
  • f.  prijsinelastisch want EV=-0,88 dus absoluut gezien kleiner dan 1. De %verandering van de vraag is dus kleiner dan de % verandering van de prijs.
  • g. Omzet=prijs x afzet. 
    Prijs verhoogd want de relatieve vraagdaling is altijd minder sterk dan de relatieve prijsstijging, waardoor de omzet stijgt. (prijs verhoogd met 10% dan daalt de afzet met 8,8% > omzet verhoogd.

Slide 10 - Tekstslide

2.6 Qv= -5P+1.000
2.6a/b Het maakt dus uit op welk punt je van een vraaglijn zit, dus bij welke prijs voor de elasticiteit 
Bovenste helft= prijselastisch
Onderste helft= prijsinelastisch

Slide 11 - Tekstslide

Omzet via indexcijfer berekenen.
Basis= 100 dus bij 9% prijsstijging is prijsindex 109
Bij afzetdaling van 5% wordt afzetindex 95

Slide 12 - Tekstslide

Kijk 2.7 en 2.8 nu na
d. Dus de omzet is met 5,6% gestegen

Slide 13 - Tekstslide

Maak nu opdracht 2.9 blz 29
Hoe: stil en zelfstandig
Tijd: 3 minuten
Klaar: ga verder met opgave 2.10
timer
3:00

Slide 14 - Tekstslide

Grafiek A jongere of oudere consumenten?
opdracht 2.9

Slide 15 - Tekstslide

2.9a
Grafiek A jongere of oudere consumenten?
Oudere want zij reageren relatief sterk op een prijsverandering. Minder vast aan bepaald merk.
opdracht 2.9

Slide 16 - Tekstslide

2.9 b
Grafiek B jongere of oudere consumenten?
Jongere want zij reageren relatief zwak op een prijsverandering. Houden meer vast aan bepaald merk.
opdracht 2.9
Dester steiler de vraaglijn dester minder substituten > prijsinelastische vraag. Toch ook hier deel lijn inelastisch en elastisch.

Slide 17 - Tekstslide

Zelf aan de slag
  • Maak opgave 2.10 t/m 2.12 af 
  • Lees paragraaf 2.1 en 2.2 nogmaals en onderstreep de belangrijkste begrippen. 
  • Bekijk de begrippen in de uitgedeelde begrippenlijst

Slide 18 - Tekstslide

Huiswerk
  • Maak opgave 2.3 t/m 2.12 af 
  • Lees paragraaf 2.1 en 2.2 nogmaals en onderstreep de belangrijkste begrippen. 
  • Bekijk de begrippen in de uitgedeelde begrippenlijst

Slide 19 - Tekstslide