Zinsdelen §5 wg les 2

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* mentorzaken
* terugblik lessen voor de vakantie
* werkwoordelijk gezegde (wg)
(* nulmeting wg)


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het werkwoordelijk gezegde in een enkelvoudige zin vinden en benoemen.

timer
10:00
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* mentorzaken
* terugblik lessen voor de vakantie
* werkwoordelijk gezegde (wg)
(* nulmeting wg)


Lesdoel

Aan het eind van de 
les kan/weet ik:
* het werkwoordelijk gezegde in een enkelvoudige zin vinden en benoemen.

timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling vorige lessen

Slide 2 - Tekstslide

Verdeel deze zin in zinsdelen.
Vandaag ben ik gelukkig niet ziek.
timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Wat is een persoonsvorm altijd?
1. een werkwoord
2. een zelfstandig naamwoord
3. een bijvoeglijk naamwoord
4. een lidwoord

Slide 4 - Tekstslide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:

Tommy is dol op zijn snoepjes.

1. Tommy
2. is
3. dol
4. op zijn snoepjes

Slide 5 - Tekstslide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Wat is het onderwerp in deze zin?

Vorige week hebben wij niet veel gedaan op school.

1. Vorige week
2. hebben
3. wij
4. op school

Slide 6 - Tekstslide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Vorige week was er niet veel te doen op school.

1. Vorige week
2. was 
3. was doen
4. was te doen

Slide 7 - Tekstslide

Nulmeting

Maak nu de nulmeting op
Socrative.com
login - studenten login
roomname (of lokaalnaam): MEIJERCOMENIUS
naam: klas <voor- en achternaam>
  • Schrijf jouw score op de routekaart.
  • Kies op basis van jouw score een opdracht.


timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

Keuzeopdrachten
Kies op basis van jouw score een opdracht.

< 70% lees de theorie (blz. 212) + maak opdr. 2, 3 en 4.

70 - 90% 
keuze a: lesboek maak opdr. 3 en 5
keuze b: 

>90% 
keuze a: maak de atheneumlesopdracht (deze ligt vooraan)
keuze b: zoek een of twee alinea’s uit je boek van een schoolvak, bijvoorbeeld: biologie, aardrijkskunde, geschiedenis of natuur-scheikunde. Schrijf twaalf zinnen over in je schrift die een werkwoordelijk gezegde bevatten. Onderstreep het werkwoordelijk gezegde en zet een rondje om het onderwerp. Laat je opdracht als je klaar bent zien aan je docent om na te kijken hoe het ging.


timer
15:00
Klaar? Laat je schrift aan mij zien, dan krijg je daarna het antwoordenboek om je werk na te kijken.

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde (wg)
  • alle werkwoorden in de zin
  • dus de pv en alle andere eventuele werkwoorden
  • aan het ... en te ... horen dan ook bij wg.

Slide 10 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukking
Een werkwoordelijke uitdrukking = een vaste combinatie van een werkwoord met andere woorden.

Het is altijd figuurlijk bedoeld (en dus niet letterlijk).

-> de volledige uitdrukking is dan het wg.


Slide 11 - Tekstslide

Werkwoordelijke uitdrukkingen
Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurljke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking 

Janine koos het hazenpad.
Figuurlijke betekenis
Werkwoordelijke uitdrukking
Jesse raakt vaak zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis
Geen werkwoordelijke uitdrukking




Slide 12 - Tekstslide

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
gelopen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in een zin met uitzondering van de persoonsvorm
B
De persoonsvorm en alle zelfstandig naamwoorden in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin inclusief de persoonsvorm
D
Het werkwoordelijk gezegde is een andere naam voor de persoonsvorm

Slide 14 - Quizvraag

Hij is zijn spullen vergeten.
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
is
B
is vergeten
C
zijn spullen
D
hij

Slide 15 - Quizvraag

Mijn score bij de nulmeting was ... en ik heb keuzeopdracht ... gemaakt.

Slide 16 - Open vraag

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 17 - Open vraag

Ik kan het werkwoordelijk gezegde in een zin vinden.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 18 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll