Week 1 Verhalen over mensen, (non) fictie, hoofdpersonen, bijfiguren, eigenschappen, boeken kiezen, verhaal vertellen

        
       Fictie
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

        
       Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • wat is fictie en non-fictie;
  • wat hoofdpersonen en bijfiguren zijn;
  • wat karaktereigenschappen zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Start
Pagina 9 boek A

Opdracht 2 en 3

Slide 3 - Tekstslide

Fictie 
Alles wat verzonnen is noemen we fictie.



Bijvoorbeeld: leesboeken, stripverhalen, films, series, toneelstukken en gedichten.


Fictie lees je vooral voor je plezier.

Slide 4 - Tekstslide

Non-fictie
Alles wat niet verzonnen is, noemen we non-fictie.

 

Bijvoorbeeld: Schoolboeken, nieuwsberichten, kookboeken, handleidingen, krantenberichten, een informatie boek, het journaal, een documentaire of reality-programma.

Non-fictie lees en bekijk je vooral om iets te leren. 


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 7 - Quizvraag


A
fictie
B
non fictie

Slide 8 - Quizvraag


A
fictie
B
non fictie

Slide 9 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 10 - Quizvraag


A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 11 - Quizvraag

pagina 18 boek A
 https://qr.linktm.nl/purl-4554

"De slak en de olifant."

- opdracht 8 (fictie en non fictie)
- opdracht 11 (kunst van het voorlezen)

Slide 12 - Tekstslide

Vormen van fictie zijn:
A
Strips, gedichten, korte verhalen, series, films, musicals
B
Kookboeken, reisgidsen, informatiefolders
C
Krant, tijdschriften, poster

Slide 13 - Quizvraag

voorbeelden van non-fictie zijn:

A
schoolboeken / krantenartikelen
B
De musical 'Cats'
C
sprookjes / stripverhalen
D
boeken van Carry Slee

Slide 14 - Quizvraag

Hoe kies je een boek?
Theorie op pagina 16
- Lees de titel
- Bekijk de omslag
- Lees de flaptekst
- Lees de eerste paar bladzijden
- (Lees tips van anderen van internet)

Slide 15 - Tekstslide

Hoofdpersoon
De persoon over wie het hele boek/ verhaal gaat.

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdpersoon
Het personage over wie we het meeste weten,
noemen we de hoofdpersoon.

Je komt te weten:
- wat hij of zij denkt of voelt;
- wat zijn of haar karakter is;
- hoe hij of zij eruit ziet;
- waar hoe en met wie hij of zij woont. 

Slide 17 - Tekstslide

Bijfiguren
Minder belangrijke personen in het verhaal noem je bijfiguren. 


Je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersonen. 

Slide 18 - Tekstslide

Inleven
Als je een tekst leest, probeer dan of je je kunt invoelen in de hoofdpersoon. Je stelt je dan voor hoe het is als jij hem of haar was en hetzelfde beleefde. 

Minder belangrijke personen in het verhaal noem je bijfiguren. 


Je leert hen minder goed kennen dan de hoofdpersonen. 

Slide 19 - Tekstslide

Bijfiguren spelen een grotere rol in het boek dan hoofdpersonen.
Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quizvraag

hoofdpersoon
bijfiguur
bijfiguur
bijfiguur

Slide 21 - Sleepvraag

6. Karaktereigenschap

Hoe iemand is.

Bijvoorbeeld: vrolijk, slordig, grappig, lui of rustig.

Slide 22 - Tekstslide


Als je het over iemands karakter hebt, dan heb je het over iemands...
A
Uiterlijk
B
Innerlijk

Slide 23 - Quizvraag

5. Uiterlijke kenmerken

Hoe iemand eruitziet.

Bijvoorbeeld: lang, slank, bruine ogen en blond haar.

Slide 24 - Tekstslide

Pagina 19 boek A


In groepjes van 4 opdracht 9 (hoofdpersonen, bijfiguren)
opdracht 12 (feedback geven) 

Wees aardig en eerlijk. 
Tips EN Tops

Slide 25 - Tekstslide

Ik weet wat het verschil is tussen fictie en non-fictie?

A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Ik weet wat een hoofdpersoon en een bijfiguur is?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Ik weet wat een karaktereigenschap is?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Ik weet hoe ik feedback moet geven?
Aardig & eerlijk
Tips & Tops

A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag