Hudson les 2 maart

1 / 40
volgende
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Een appartementencomplex is een...
A
groot appartement op de begane grond
B
gebouw waar een groot bedrijf in zit
C
groot gebouw met een aantal woningen
D
sportveld voor omwonenden

Slide 8 - Quizvraag

Als je je aan een bouwvoorschrift houdt, dan...
A
zorg je dat je weet hoe je iets bouwen moet.
B
houd je je aan de regels voor het bouwen.
C
ga je met alle betrokkenen erover discussiëren.
D
ga je een gebouw versieren.

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het tegengestelde van decoratief?
A
organisch
B
radicaal
C
dynamisch
D
functioneel

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van exterieur?
A
individueel
B
idealistisch
C
interieur
D
inspraak

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van egaal?
A
de bovenkant van een tafel
B
de schil van een ananas
C
bubbeltjesplastic
D
een boterham belegd met hagelslag

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent geometrisch van vorm?
A
dat de vorm van lijkt op een vorm uit de natuur
B
dat het een mozaïek is.
C
dat het de vorm van zuil heeft
D
dat je de vorm maakt met een passer of liniaal

Slide 13 - Quizvraag

Als je onenigheid hebt, ben je in harmonie met elkaar.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord hoort er niet bij?
A
idealistisch
B
sprakeloos
C
verbijsterd
D
stomverbaasd

Slide 15 - Quizvraag

De kinderen maken die opdracht niet in tweetallen, maar...
A
functioneel
B
individueel

Slide 16 - Quizvraag

Wat is een inspiratiebron?
A
Iets dat handig is om ergens voor te gebruiken.
B
Iets dat doet denken aan dingen in de natuur.
C
Een ideaal dat je bereikt.
D
Iets waardoor je op ideeën komt.

Slide 17 - Quizvraag

Dat schilderij past goed in het....
A
interieur
B
exterieur

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een organische vorm?
A
een bouwvoorschrift
B
een vorm die dynamisch is
C
een geometrische vorm
D
een vorm zoals je die in de natuur ziet

Slide 19 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van renoveren?
A
moderniseren
B
vernieuwen
C
verbouwen
D
decoreren

Slide 20 - Quizvraag

Wat ga ik leren?
Jij gaat leren  wat het verschil is tussen formeel en 
informeel taalgebruik. 

Ook leer je wanneer je welk taalsoort het beste kunt gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
Wat is informeel  taalgebruik?
Taal wanneer je tegen iemand 'je'zegt of bij de voornaam noemt.
 Informeel taalgebruik is wat losser. 

Wanneer gebruik je informeel taalgebruik?
Als je tegen iemand praat die even oud als jij is of die jij goed kent. 
Dus bijvoorbeeld tegen je vrienden, familie of kinderen op school. 

Slide 22 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
Wat is formeel  taalgebruik?
Taal wanneer je tegen iemand 'u'zegt of 'meneer of mevrouw'
 Formeel taalgebruik is netjes.

Wanneer gebruik je formeel taalgebruik?
Als je tegen iemand praat die ouder is dan jij is of die jij niet goed kent. 
Dus bijvoorbeeld tegen een volwassene, een vreemde of de koningin. 

Slide 23 - Tekstslide

Stel je voor....
Jij wilt aan iemand de weg vragen naar de dierentuin... je loopt op straat en er komt een mevrouw aan.... wat ga je vragen? Hoe ga je het vragen? Hoe begin je  met praten?

Keuze 
1.  Hallo, weet u waar  de dierentuin is? 
2. Waar is de dierentuin?
3.  Mevrouw, mag ik u iets vragen? Kunt u mij vertellen hoe ik bij de dierentuin kom?

Slide 24 - Tekstslide

Welke keuze ?
Welk antwoord had jij gekozen?
Antwoord 2 was te informeel. Je kent de mevrouw niet en je begint zomaar te praten. 
Antwoord 1 zou kunnen....
Maar antwoord 3 is  netjes en beleefd. 

Antwoord 3 was het beste antwoord. 

Slide 25 - Tekstslide

Stel je voor....
Jij speelt met je vriendje  met de bal.... een potje voetbal op het grasveld.... jij  wilt heel graag een kunstje laten zien met de bal... jij hebt hiervoor de bal nodig die je vriendje vast heeft.... hoe ga je het vragen? 

1. Hey Mark, mag ik nu even de bal?
2. Zeg Mark, geef die bal eens!
3. Hey Mark mag ik alstublieft nu even met de bal iets aan u laten zien?

Slide 26 - Tekstslide

Welke keuze ?
Welk antwoord had jij gekozen?
Antwoord 3 was te formeel. Je kent jouw vriend goed dus je hoeft niet met u  te spreken.
Antwoord 2  is informeel, maar niet erg lief. Je geeft hier eigenlijk een opdracht. 
Maar antwoord 1 is netjes en beleefd. 

Antwoord 1 was het beste antwoord. 

Slide 27 - Tekstslide

Doel
  • Je leert uit welke elementen een brief bestaat.

  • Je leert dat er verschillende soorten brieven bestaan.
  • Je leert dat er regels bestaan voor formele brieven waarin je extra goed moet letten op passend taalgebruik.

Slide 28 - Tekstslide

Geachte en Hoogachtend....
Formeel betekent volgens vaste regels.
Een formele brief schrijf je aan belangrijke personen, officiële instanties, directies en bijvoorbeeld bij sollicitatiebrieven.
  • Formele brieven zijn netjes getypt of geschreven.
  • De toon is beleefd, er wordt geen spreektaal gebruikt.
  • Er worden complete zinnen gebruikt.
  • Er zitten geen spelfouten in.

Slide 29 - Tekstslide

Regels lay-out van formele brief
Een formele brief is volgens vaste regels ingedeeld:
  • Links bovenaan staat de naam en het adres van de afzender en van de geadresseerde.
  • Daaronder staan een plaatsnaam en een datum
  • Vaak staat daaronder nog een regel met Betreft:
  • Als aanhef gebruik je Geachte  en je eindigt de brief met Hoogachtend of Met vriendelijke groet.

Slide 30 - Tekstslide

Wat hoort niet thuis in een formele brief?
A
Betreft: renoveren nieuw schoolgebouw
B
Geachte meneer Hendriks,
C
Wij hopen dat u ons kunt helpen.
D
Doei!

Slide 31 - Quizvraag

Lees de brief goed door. 

Waaraan kun je zien dat dit geen formele brief is?

Slide 32 - Tekstslide

Waaraan kun je zien dat dit geen formele brief is?
A
aan 'Beste Lieke'
B
aan 'ons kunstproject gaat door'
C
aan 'Groetjes'
D
aan de vele uitroeptekens

Slide 33 - Quizvraag

Alleen antwoord B was niet goed. Om meerdere redenen is de brief dus geen formele brief.

Slide 34 - Tekstslide

Kun je een formele brief ook als e-mail versturen?
A
Nee, een formele brief moet altijd per post.
B
Ja, hoe je een formele brief verstuurt maakt niet uit.

Slide 35 - Quizvraag

Waaraan kun je zien dat dit wel een formele brief is?

Slide 36 - Tekstslide

Waaraan kun je zien dat dit wel een formele brief is?
A
aan de plaatsnaam en de datum
B
aan 'Betreft: opknappen fietshok'
C
aan 'Geachte burgemeester'
D
aan de complete zinnen

Slide 37 - Quizvraag

Zie jij, wat er bovenaan de brief ontbreekt?

Slide 38 - Tekstslide

'Hallo burgemeester' is veranderd in 'Beste burgemeester'
Kies het beste antwoord:
A
Dit is een verbetering.
B
'Hallo burgemeerster'was beter.
C
'Beste burgemeester' is beter, maar nog beter is: 'Geachte burgemeester'

Slide 39 - Quizvraag

''je' is verander in 'u'.
A
Het klinkt nu beleefder.
B
Het klinkt nu overdreven.

Slide 40 - Quizvraag