7.6 Voedselproductie

7.6 Voedselproductie
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.6 Voedselproductie

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen en begrippen 7.6
  • Je kent manieren waarop een optimale productie van voedsel kan worden verkregen
  • Je kent verschillen in de wijze van voedselproductie in de gangbare en de biologische landbouw
  • Voor- en nadelen van de verschillende vormen van bestrijding kennen

Begrippen:
Akkerbouw, monocultuur, chemische bestrijdingsmiddelen, kunstmest, veeteelt, bio-industrie, visserij, overbevissing, bijvangst, insecten en biologische landbouw.

Slide 2 - Tekstslide

Eerst weer het huiswerk bespreken
  • Pak je werkboek erbij!
  • HW was 24 en 26
  • verwacht nu ook andere vragen....

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoeveel ton plastic verwacht je dat op grond van het onderzoek uit de jaren zeventig jaarlijks in de oceanen komt?
A
3000 ton
B
30.000 ton
C
300.000 ton
D
3.000.000 ton

Slide 5 - Quizvraag

Berekening
0,1% van 300 miljoen ton plastic
=
(300.000.000 / 100) x 0,1 = 300.000 ton plastic


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Welke stof ontstaat o.a. als
bacteriën plastic afbreken?
A
methaan (CH4)
B
zuurstof (O2)
C
nitraat (NO3-)
D
koolstofdioxide (CO2)

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Door welke eigenschap is zetmeel bruikbaar om luiers te maken?
A
Zetmeel is geurloos
B
Zetmeel kan veel water opnemen
C
Zetmeel gaat een reactie aan met poep
D
Zetmeel gaat een reactie aan met urine

Slide 10 - Quizvraag

In de tekst worden afbreekbare plastics genoemd.
Uit welke grondstof worden
niet-afbreekbare plastics gemaakt?
A
Aardolie
B
Aardgas
C
Steenkool
D
Biobrandstof

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Wat zijn de kenmerken van duurzame voedselproductie?
A
1. Regeneratief 2. Productief 3. Veerkrachtig
B
1. Regelend 2. Productief 3. Veerkrachtig
C
1. Regeneratief 2. Productief 3. Veeleisend
D
1. Regeneratief 2. Prijsbewust 3. Veerkrachtig

Slide 13 - Quizvraag

In Nederland onderscheiden we 3 soorten landbouw:

  • Akkerbouw
  • Veeteelt
  • Tuinbouw

Monocultuur = wanneer op een grote akker maar één soort gewas wordt verbouwd.

Slide 14 - Tekstslide

Voordelen
Nadelen
gebruik van grote machines (snel en makkelijk)
veel voedsel voor insecten - kans op insectenplagen
goedkope verbouwing
makkelijke verspreiding ziekteverwekkers
grote opbrengst
gebruik chemische bestrijdingsmiddelen
bodem raakt snel uitgeput - gebruik van mest noodzakelijk
De voordelen en nadelen van een monocultuur

Slide 15 - Tekstslide

Bescherming tegen ziekten en plagen
  • mechanisch: het vangen of wegjagen van dieren. Door gewenning wordt dit minder effectief.
  • chemische bestrijding: pesticiden (herbiciden en insecticiden)

Deze zijn erg effectief, maar:
- niet soort-specifiek, dus nuttige dieren gaan ook dood
- organismen kunnen resistent (ongevoelig) voor gif worden

Slide 16 - Tekstslide

Pesticiden
Pesticiden zijn ook persistent: 
ze worden niet of nauwelijks langs natuurlijke weg afgebroken. 

Gevolg accumulatie!

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Veeteelt
  • intensieve veehouderij
  • bio-industrie
  • mestoverschot


* dieren krijgen aangepast voer met minder fosfaat
* mest verwerken tot kunstmest
* mest geschikt maken voor export

Slide 19 - Tekstslide

Verzuring van het milieu wordt vooral veroorzaakt door gassen zoals ammoniak, stikstofoxide en zwaveldioxide.

Welk van deze afvalgassen is voornamelijk afkomstig uit de veeteelt?
A
ammoniak
B
stikstofoxide
C
zwaveloxide

Slide 20 - Quizvraag

In de buurt van een bos bevindt zich een grote boerderij met varkens. De mest van de varkens werd opgeslagen in open opslagplaatsen op het erf van de boerderij. Men wilde de hoeveelheid verzurende stoffen in de bodem van het bos beperken.

Door welke van de volgende maatregelen zal de bodem van het bos minder verzuren?

1 Door mestopslagplaatsen op de boerderij af te dekken.
2 Door het aantal varkens op de boerderij te verminderen.
A
door geen van beide
B
alleen door maatregel 1
C
alleen door maatregel 2
D
door zowel maatregel 1 als 2

Slide 21 - Quizvraag

Tuinbouw
  • tuinbouw in de open grond (vroeger)
  • glastuinbouw


* gunstige omstandigheden voor groei van planten
* hogere productie voedsel
* het hele jaar door verbouwing voedingsgewassen

Slide 22 - Tekstslide

Wat is een nadeel van de glastuinbouw?
A
er kan geen groente worden geoogst in de winter
B
in de zomer moeten de lampen ook aan
C
lichtvervuiling in de wintermaanden
D
het gebruik van chemische beschermingsmiddelen

Slide 23 - Quizvraag

Biologische landbouw
  • diervriendelijk
  • geen gebruik kunstmest
  • geen monoculturen
  • geen chemische bestrijdingsmiddelen
  • verschillende soorten voedingsgewassen
  • bestrijding insectenplagen met natuurlijke vijanden


Slide 24 - Tekstslide

Visserij
  • overbevissing
  • vangstbeperkende maatregelen
  • bijvangst (onbedoeld wordt ander marineleven ook gevangen
  • visteelt (het kweken van vissen)


Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Welke kenmerken horen bij biologische landbouw?
A
Er zijn alleen maar monoculturen
B
Er wordt kunstmest gebruikt
C
Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
D
Intensieve veehouderij

Slide 29 - Quizvraag

HUISWERK
Bestudeer 7.6 en
maak 28, 32, 33, 35 en 36

Slide 30 - Tekstslide