In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H 3.4 Atoombouw
Slide 1 - Tekstslide
Na deze les...
...kun je het atoommodel van Rutherford beschrijven
...weet je wat isotopen zijn
....weet je wat het massagetal en het atoomnummer van een atoom zijn
...kun je de symbolen voor isotopen goed opschrijven
Slide 2 - Tekstslide
Het atoom
Dalton
Een atoom is een massief balletje.
Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.
Slide 3 - Tekstslide
Atoommodel Rutherford
Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden.
Slide 4 - Tekstslide
Atoombouw
Atoommodel van Bohr
Een atoom bestaat uit:
- elektronen
- protonen (kern)
- neutronen (kern)
Slide 5 - Tekstslide
Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen. De 1+ geladen protonen (p) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern. De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.
Slide 6 - Tekstslide
Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
atoomnummer = aantal protonen
aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
massagetal = aantal protonen + aantal neutronen
Slide 7 - Tekstslide
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 8 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 9 - Quizvraag
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 10 - Quizvraag
Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan
(massa - atoomnummer)
Slide 11 - Quizvraag
Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom
Slide 12 - Quizvraag
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 13 - Quizvraag
Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen.
Isotopenzijn atomenmet hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen.
Isotopenhebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.
Slide 14 - Tekstslide
Isotopen
Slide 15 - Tekstslide
Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37
Slide 16 - Tekstslide
Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37
Slide 17 - Tekstslide
Rekenen aan isotopen
Veel atoomsoorten met meerdere isotopen
De lijst met massa's geeft gemiddelde aan
Boor heeft 2 isotopen
massa
%
10
19,9
11
80,1
Gemiddelde atoommassa
100(19,9⋅10+80,1⋅11)=10,8
Slide 18 - Tekstslide
Rekenen aan isotopen
Bereken de gemiddelde atoommassa van Magnesium
2 decimalen
massa
24
25
26
%
79
10
11
Slide 19 - Tekstslide
De gemiddelde atoommassa van Magnesium is ... (2 decimalen)
Slide 20 - Open vraag
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 21 - Quizvraag
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 22 - Quizvraag
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen