Formatieve toets

Formatieve toets chapitre 1 

1. Phrases clés chapitre 1 oefenen
2. Grammatica oefen

Lesdoel:
Je beheerst de grammatica en de phrases cles van chapitre 1 
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Formatieve toets chapitre 1 

1. Phrases clés chapitre 1 oefenen
2. Grammatica oefen

Lesdoel:
Je beheerst de grammatica en de phrases cles van chapitre 1 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

louer une maison =

Slide 3 - Open vraag

la dispute =

Slide 4 - Open vraag

hoe zeg je 'in Engeland'?
A
à Angleterre
B
en Angleterre
C
aux Angleterre
D
au Angleterre

Slide 5 - Quizvraag

Hij is in Frankrijk geweest.
A
Il a été en France
B
Il a eu en France
C
Ils ont été en France
D
elle a été en France

Slide 6 - Quizvraag

in Frankrijk
A
en France
B
au France
C
à France

Slide 7 - Quizvraag

in Nederland =
A
au Pays-Bas
B
aux Pays-Bas
C
à Pays-Bas
D
dans les Pays-Bas

Slide 8 - Quizvraag

Ben je Nederlands?
A
Je suis hollandais?
B
Tu es anglais?
C
Tu es hollandais?

Slide 9 - Quizvraag

Nederland
A
la Hollande
B
les Pays-Bas
C
le Hollande
D
le Pays-Bas

Slide 10 - Quizvraag

rencontrer =

Slide 11 - Open vraag

il fait chaud =

Slide 12 - Open vraag

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 13 - Quizvraag

au printemps =

Slide 14 - Open vraag

Sleep de vervoegingen naar het juiste vakje
Passé composé
Geen passé composé
Je regarde
Il parle
Ils ont parlé
Nous avons regardé
J'ai sauté
Nous sautons
Vous fermez
Vous avez fermé

Slide 15 - Sleepvraag

Koppel de voltooid deelwoorden aan het juiste werkwoord.
avoir
acheter
habiter
faire
être
oublier
été
habité
fait
oublié
eu
acheté

Slide 16 - Sleepvraag

Il ... mangé une pomme.
A
as
B
avons
C
a
D
ai

Slide 17 - Quizvraag

J'... eu une bonne note.
A
ont
B
a
C
as
D
ai

Slide 18 - Quizvraag

Nous ... été à Paris.
A
avons
B
avez
C
ont
D
as

Slide 19 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Tu ... habité à Zwaag.
A
ai
B
as
C
a
D
ont

Slide 20 - Quizvraag

Vous (parler)
........... ................
A
avons parlé
B
êtes parlé
C
avez parlé
D
avez parler

Slide 21 - Quizvraag

Ils (avoir)
A
sont eu
B
a eu
C
ont eu
D
ai eu

Slide 22 - Quizvraag

rencontrer (elle)
A
ai rencontré
B
a rencontré
C
as rencontrée
D
a rencontrée

Slide 23 - Quizvraag

Ma mère a ... des fleurs. (avoir)

Slide 24 - Open vraag

Vous avez ... du tennis. (faire)

Slide 25 - Open vraag

Tu as ... en vacances. (être)

Slide 26 - Open vraag

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Nous avons ... un film. (regarder)

Slide 27 - Open vraag

Vous ... aux Pays-Bas. (être)

Slide 28 - Open vraag

Il ... un cadeau. (donner)

Slide 29 - Open vraag

Tu ... des bonnes vacances. (avoir)

Slide 30 - Open vraag

Nous ... nos devoirs. (faire)

Slide 31 - Open vraag

Klopt de passé composé in de zin?
Vous avez eu des cadeaux.
A
B

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Let op! 
Als het woord begint met klinker op stomme h
Altijd mannelijke vorm pakken

Mon hôtel
Ton aventure
Son arbre 

Slide 34 - Tekstslide

(mijn) ....... garçon
A
mon
B
ton
C
ma
D
ta

Slide 35 - Quizvraag

(jullie) .......... fille
A
notre
B
nos
C
votre
D
vos

Slide 36 - Quizvraag

(hun) ........ gares
A
votre
B
vos
C
leurs
D
leur

Slide 37 - Quizvraag

(jouw) ......... voyage

Slide 38 - Open vraag

(zijn) .......... train

Slide 39 - Open vraag

(onze)......... liberté

Slide 40 - Open vraag

Hoe antwoord je op de volgende vraag ( maak gebruik van een bezittelijk voornaamwoord) : 
C'est ton stylo?

Slide 41 - Tekstslide

Volgende week 
Eindtoets chapitre 1

Zie Somtoday voor de stof

Bonne chance!

Slide 42 - Tekstslide