Week 3, kranten

Eerste uur
Kennismaken met kranten
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Eerste uur
Kennismaken met kranten

Slide 1 - Tekstslide

kranten

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Video

Welke tekstsoorten vind je in de krant?

Slide 4 - Open vraag

Kranten
  •  verschijnen regelmatig
  • hebben een naam, nummer en datum
  • hebben een lijfspreuk en een politiek/maatschappelijk ideaal
  • brengen nieuws voor een breed publiek
  • hebben een herkenbaar uiterlijk


Slide 5 - Tekstslide

Opdracht
Zoek op je laptop de voorpagina's van twee kranten: De Telegraaf en de Volkskrant. Let op de volgende dingen: hoofdartikel, afbeeldingen, aantal en lengte van de artikelen, onderwerpkeuze, plaats op de pagina, lettertype en grootte.

Slide 6 - Tekstslide

Welke verschillen heb je gevonden?

Slide 7 - Open vraag

kwaliteitskranten
  • compleet verslag van nationaal en internationaal nieuws
  •  goede opiniepaginga
  •  onpartijdige en gedegen behandeling van het nieuws
  •  onafhankelijk en integer

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Een krantenartikel
Een krantenartikel is kort en krachtig en gaat over één nieuwsfeit, dus over één onderwerp.


Slide 10 - Tekstslide

Hoe schrijf je een krantenartikel?

Slide 11 - Tekstslide

Stap 1: voorbereiden
  • Bepaal het onderwerp van je krantenartikel. Welk nieuws wil je brengen? Is het wel echt nieuws? Bepaal de doelgroep van je krantenartikel. Voor wie is het krantenartikel bedoeld?


  • Bepaal hoe je aan de feiten wilt komen. Welke bronnen gebruik je? Gebruik altijd bronnen die je helemaal kunt vertrouwen.

Slide 12 - Tekstslide

Beantwoord de vijf W's en de H
In een krantenartikel wordt antwoord gegeven op de vijf W’s en de H:

Wie?
Wat?
Waar?
Wanneer?
Waarom?
Hoe?

Slide 13 - Tekstslide

Stap 2: schrijven

Slide 14 - Tekstslide

Begin met de kop.
Zorg ervoor dat in de kop de kern van het nieuws duidelijk is.Laat er ook minstens twee W’s in voorkomen.

 Zet weinig voorzetsels en lidwoorden in de kop en zorg dat de kop goed te begrijpen is.

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf de lead (inleiding)
Schrijf de plaats op waar je het artikel schrijft. Schrijf daarachter de lead. Geef antwoord op minstens drie van de vijf W’s: Wie? Wat? Waar? Wanneer? en Waarom?

Rotterdam - Een man is gisteren gearresteerd, na een achtervolging.

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf de rest van je krantenartikel.
Schrijf in korte zinnen. Houd je aan de regel: één mededeling per zin. Gebruik geen moeilijke woorden.
Laat ook aan de lezers zien wat de bron van jouw verhaal is.

 Bijvoorbeeld met zinnen als: ‘volgens de directeur...‘ of: ‘in het rapport kun je lezen dat...’

Slide 17 - Tekstslide

Opbouw van een krantenartikel
  • Het bericht begint met de kop. 
  • Daaronder staat de plaats waar de verslaggever zich bevindt.
  • De eerste alinea noemen we een ‘lead’. 
  • In de alinea’s na de lead werk je het nieuwsverhaal verder uit. Hierin geef je meer details over het nieuwsfeit.

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag
Maak groepjes van 5. Docent is hoofdredacteur. Hij wil in de krant van morgen nieuwsberichten zien over de onderstaande onderwerpen. Iedere leerling neemt één onderdeel.

- Buitenveldert
- Flevopark
- Een museum in Amsterdam
- Een Amsterdamse middelbare school
- Een Amsterdamse sportvereniging

Per onderwerp zijn de 5 w’s en de h beantwoord.
• Let op: er moet sprake zijn van nieuwswaarde!
• Let op: je mag geen nieuws ‘overnemen’ (met andere woorden ‘stelen’). Het moet zelf gevonden nieuws zijn.
• Let op: nieuws vindt plaats in de toekomst! Oftewel: oud nieuws is géén nieuws!
Bericht schrijven van 150 woorden. Alle vijf de berichten komen in één document. Document is als het ware een krant. Zet er een zelfbedachte naam boven. Mail naar docent.







Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

* Nederlandse schrijver, columnist en televisiepresentator
* woont en werkt in Deventer
* volgde na de mavo een opleiding journalistiek en Nederlands 
* oktober 2012 verscheen zijn debuutroman "Eus"
* regelmatig op televisie om zijn mening te geven over de actualiteit

Slide 21 - Tekstslide

oktober 2012 verscheen zijn debuutroman "Eus"
Wat is een "debuut"?
A
de eerste
B
de laatste
C
de beste
D
de populairse

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

niet kunnen lezen en schrijven
probleemwijk met slechte huizen en arme mensen
gaat deels over jezelf
semiautobiografisch
analfabeet
achterstandswijk

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is een ander woord voor "opinie"?

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video

Slide 28 - Link

Slide 29 - Tekstslide

3

Slide 30 - Video

00:49
Wat bedoelt hij met "sudderen en polijsten"?
A
wachten en glad maken
B
over nadenken en beter maken
C
over nadenken en schuren
D
wachten en niks doen

Slide 31 - Quizvraag

02:33
Waarom schrijft Özcan 600 woorden per dag?
A
meer wordt te veel werk
B
hij heeft nu een baby erbij
C
dan wordt zijn schrijfwerk het beste
D
anders kan hij zijn deadline niet halen

Slide 32 - Quizvraag

05:21
Wat vind Özcan het leukst om te doen?
A
columns schrijven
B
televisieprogramma's presenteren
C
boeken schrijven
D
zijn mening/opinie geven

Slide 33 - Quizvraag

Bedankt voor je aandacht!
Je mag nu zijn website, columns, boeken,programma's of social media bekijken en lezen. 

Slide 34 - Tekstslide