Havo 1: grammatica herhaling 1 t/m 6 (woordsoorten)

Welkom allemaal!
Nederlands
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal!
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning komende tijd
Week 12 (22-26 maart) = grammatica

Week 13 (29 maart-2 april) = grammatica

Week 14 (5-10 april) = fictie (herhalen grammatica)

Week 15 (12-16 april) = spelling (herhalen grammatica)

Week 16 (19-23 april) = toets grammatica

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Hoofdstuk 1

Slide 7 - Woordweb

Hoofdstuk 2

Slide 8 - Woordweb

Hoofdstuk 3

Slide 9 - Woordweb

Hoofdstuk 4

Slide 10 - Woordweb

Hoofdstuk 5

Slide 11 - Woordweb

Hoofdstuk 6

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

De hond loopt op straat.

De =
hond =
loopt =
op =
straat =

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide


Wat is géén zelfstandig naamwoord?
A
Laars
B
Groningen
C
Rennen
D
Daan

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide


Welke lidwoorden kennen we?

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide



Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een...
A
...zelfstandig naamwoord
B
...werkwoord
C
...bijwoord
D
...bijvoeglijk naamwoord

Slide 21 - Quizvraag

Welk bijvoeglijk naamwoord staat er in de zin en bij welk zelfstandig naamwoord hoort het?

Mijn kleine broertje is 8 jaar geworden.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide


Welke uitspraak is niet waar?

1. Een zelfstandig werkwoord zegt wat het onderwerp doet.
2. Er kan altijd maar één zelfstandig werkwoord in de zin staan.
3. Er kunnen meerder zelfstandig werkwoorden in de zin staan.
4. Als er één werkwoord in de zin staat, is dat altijd een zelfstandig werkwoord.




A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Uitspraak 3
D
Uitspraak 4

Slide 26 - Quizvraag


Wat is het zelfstandig werkwoord in de volgende zin?

De buurman loopt naar zijn werk.

Slide 27 - Open vraag


Wat is het zelfstandig werkwoord in de volgende zin?

De buurman heeft naar zijn werk gelopen.

Slide 28 - Open vraag


Wat is het hulpwerkwoord in de volgende zin?

Ik heb mijn koekje aan dat meisje gegeven.
A
heb
B
gegeven

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide



Wat is géén aanwijzend voornaamwoord?


A
welke
B
deze
C
die
D
zulke

Slide 32 - Quizvraag

Vul een juist vragend voornaamwoord in de zin in.

Mijn broer heeft geen idee ... zijn kapotte cd-speler kan maken.
A
welke
B
deze
C
die
D
wie

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide


Noem drie voorzetsels.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide



Waar kan een bijwoord niet iets over zeggen?
A
Zelfstandig naamwoorden
B
Bijvoeglijk naamwoorden
C
Andere bijwoorden
D
Werkwoorden

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide