ÉCOUTER Exercice 20 – vocabulaire
1 l’escalade het klimmen
2 un effort een inspanning
3 entraînement training
4 surmonter overwinnen
5 conséquences gevolgen
Over: accomplir = uitvoeren
6 objectif doel
7 capable de in staat om
8 gérer beheren
9 progrès vooruitgang
10 appuyer drukken
Over : compatible = verenigbaar
Exercice 21 – compréhension globale
1 a Alexandre
b Hij gaat de mont Blanc beklimmen.
c Hij heeft suikerziekte.
2 3 4810,9 meter
Exercice 22 – compréhension détaillé
1 Gisèle organiseert de expeditie
2 Marc verleent de medische zorg
3 Pierre gids, begeleider
4 Maxent gids, begeleider
2 B
3 a faux / b vrai / c faux
4 D
5 A
6 Probleem: Het meetapparaat is kapot.
Oorzaak: Dit komt door de kou.
Oplossing: Alexandre moet nu vertrouwen op zijn gevoel.
7 Als iemand met suikerziekte deze buitengewone ervaring aankan, dan kunnen ook andere jongeren die lijden aan suikerziekte gewoon een lichamelijke activiteit ondernemen.
8 Dans la vie courante, (ils) peuvent pratiquer naturellement, normalement une activité physique.’
9 C