-Weet je hoe je woorden met een i of ie moet schrijven.
Slide 2 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Slide 3 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Als je het werkwoord in de tegenwoordige tijd goed wilt spellen, gebruik je de volgende regels.
Bij ik schrijf je de ik-vorm.
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.
Bij wij, jullie en zij (meervoud) schrijf je het hele werkwoord.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Ik-vorm op -t
Bij het spellen van het werkwoord moet je het volgende onthouden:
Als de ik-vorm van het werkwoord eindigt op een t, dan hoef je geen extra t te schrijven.
voorbeeld: karten – (ik) kart – (hij) kart
snuiten – (ik) snuit – (hij) snuit
Slide 5 - Tekstslide
Persoonsvorm tegenwoordige tijd
'je' staat achter het werkwoord
Als je achter het werkwoord staat, hoef je geen t toe te voegen. Je schrijft in dit geval de ik-vorm.
voorbeeld:
Je vraagt me de oren van mijn hoofd!
Vraag je nog even aan je ouders of je mee mag?
Slide 6 - Tekstslide
i of ie
De meeste klinkers kun je verdubbelen om er een lange klank van te maken: hor – hoor, man – maan, tut – tuut, her – heer.
Dit kan niet bij de i. De lange klank ie schrijf je soms met ie en soms met i. De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren: liter, gieter, vakantie, politie.
Slide 7 - Tekstslide
Aan de slag!
Spelling blok 2:
Maak opdr. 25 t/m 27 en opdracht 32 (je mag zachtjes met je buurman of buurvrouw overleggen).
KLAAR?
-Lezen -Werkblad
-Bijspijkeren spelling of grammatica oefeningen
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
Spelling blok 2
We gaan de opdrachten kort bespreken.
aantal
240
aantal
Slide 9 - Tekstslide
Doelen van deze les
Aan het einde van deze les:
Kun je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
via vaste regels spellen.
-Weet je hoe je woorden met een i of ie moet schrijven.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.